van de verhuizing naar Utrecht. In de brief preciseerde Verdoorn
dat het boek van Krelage het achttiende deel zou worden van cb.
Deel zeventien, een boek dat in 1957 verscheen, werd echter het
laatste deel van de reeks dat onder supervisie van Verdoorn werd
geproduceerd. In dat jaar verkocht hij cb aan Ronald Press Co. in
New York en werd hij bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van
de biologie aan de Universiteit van Utrecht. Krelage maakte dat
niet meer mee. Hij overleed na een kort ziekbed op 3 april 1956.
De pogingen om te komen tot een Amerikaanse uitgave,
tweede episode, i956-i96o2°>
Ruim een maand na de dood van haar man schreef mevrouw E.
Krelage - Keppel Hesselink (1883-1979) een brief naar het privé-
adres van Lanjouw die ze, zoals uit de brief blijkt, ook privé kende.
Ze schetste hem de situatie rond het boek en vroeg hem om raad.
Lanjouw gaf haar zorgen over het boek door aan Verdoorn, condo
leerde de weduwe en schreef dat Verdoorn die zomer waarschijn
lijk naar Nederland zou komen. Op 18 juli 1956 schreef Verdoorn
aan mevrouw Krelage, condoleerde haar met het verlies van haar
man en verzekerde dat het boek als deel achttien van cb zou ver
schijnen: 'ik moet het nog een keer met zorg doornemen en dan zal
het tegelijkertijd in Utrecht, Londen en New York worden uitgege
ven'. Hij zei het een erezaak te vinden het boek uit te geven.30' Het
bleef dat jaar verder bij een kerstkaart.31' Een jaar later kreeg
mevrouw Krelage de hulp van Th. Hoog, firmant van de bekende
firma C.G. van Tubergen te Haarlem.32' Aan hem danken we de
brief van G. Law-rence die al eerder ter sprake kwam. Lawrence
schreef ook dat hij vele uren had besteed aan het vertalen van pas
sages uit het manuscript van Krelage en dat hij er van overtuigd
was dat er behoefte was aan een Engelse editie. Verdoorn zou vol
gens hem het beste via F. Stafleu (hoogleraar in de algemene plan
tentaxonomie aan de Universiteit van Utrecht) kunnen worden
benaderd. Stafleu berichtte Hoog dat hij niet veel af wist van het
manuscript van Krelage, maar dat Verdoorn weer ziek was geweest
en in november naar Nederland zou komen. Zo gauw Verdoorn in
Utrecht was benoemd, vroeg mevrouw Krelage om een gesprek,
maar ze ving bot. De secretaresse van prof. Lanjouw stuurde haar
brief terug met de mededeling dat Verdoorn nog niet in Holland
was.
Kennelijk had Hoog ook geschreven naar cb in New York, want
JAARBOEK HAERLEM 2007