katholieke onderwijshervormers. Aan katholieke zijde waren het
met name de contrareformatorische onderwijsinstituten (Collegia),
geleid door de Jezuiëten die zich sinds de stichting van hun orde
door Ignatius van Loyola in 1534 in het bijzonder op het onderwijs
toelegden, waar de wedijver een allesoverheersende rol speelde. Dit
kwam onder meer tot uitdrukking in een halfjaarlijkse, openbare
promotie en prijsuitreiking die met veel pracht en praal gepaard
ging.7' Wereldlijke of kerkelijke instanties traden hierbij als maece-
nas op en lieten hun stads- of familiewapen goudgestempeld af
drukken op beide platten (voor- en achterkant) van de door hen
gesponsorde prijsboeken.
De Latijnse school
De Latijnse school hier te lande was het schooltype dat, als voorlo
per van het huidige gymnasium, vanaf het eind van de 16de eeuw
tot 1876 de vooropleiding tot de universiteit verzorgde.8' De Latijnse
school kwam voort uit de triviale school, de benaming voor het
schooltype aan het eind van de 15de eeuw waar na het onderwijs in
lezen en schrijven voornamelijk Latijn werd onderwezen aan jon
gens in leeftijd variërend van zeven tot vijftien jaar. De triviale
school was op haar beurt de voortzetting van de middeleeuwse la
gere school die nauw aan de kerk verbonden was. De benaming
'triviale school' was ontleend aan het trivium, dat samen met het
quadrivium het uit de late oudheid afkomstige wetenschapsconcept
van de septem artes liberates, de zeven vrije kunsten, vormde. Het
trivium omvatte grammatica, rhetorica en dialectica en zou de rug
gengraat van de Latijnse school vormen. De invoering van het trivi
um in het lesprogramma van de scholen in de steden leidde ertoe,
dat het elementair onderwijs geleidelijk uit deze scholen verdween
en dat daar voortaan de vooropleiding voor het universitair onder
wijs werd verzorgd. Zo voltrok zich een differentiëring die tenslotte
uitliep op een scheiding van lager, middelbaar en hoger onderwijs:
de Nederduytsche school, de Latijnse school en de universiteit. Dit
proces vond plaats aan het eind van de 16de eeuw, ten tijde van de
Opstand en in een periode van godsdiensttegenstellingen. Deze
ontwikkeling leidde ertoe dat de onderwijsprogramma's op de La
tijnse scholen werden herzien.
Een belangrijke rol hierbij hebben de Zuid-Nederlandse intellec
tuelen gespeeld die door de toenmalige oorlogsomstandigheden na
1585 (de val van Antwerpen) naar de Noordelijke Nederlanden
DR. J. SPOELDER