Over nut en noodzaak van de canon
Ook in Haarlem wordt gewerkt aan het samenstellen van een eigen
canon. Zowel de vereniging Haerlem als het Haarlems Dagblad
hebben het initiatief hiertoe genomen; deze zijn vervolgens geïnte
greerd. Gaat het hier om het meedoen aan een oppervlakkige mode
of valt er wel wat meer te zeggen? Hier zal niet zozeer worden
ingegaan op de specifieke overwegingen achter de samenstelling
van een Canon van Haarlem, dat kan beter op een andere plaats
gebeuren, maar op de achtergronden van het recente verschijnsel
'canon' als zodanig.
De bekendste historicus van Nederland, Johan Huizinga, schreef
in De Telegraaf van 28 september 1938 een stuk, waarin woede en
verdriet om de voorrang streden. De aanleiding was een besluit van
het gemeentebestuur van Haarlem om, gezien de heersende werk
loosheid, de Bakenessergracht te dempen. Dat gaf tenminste weer
wat werk, het was daarnaast een mogelijkheid om de werkwillig
heid van een aantal steuntrekkers te toetsen en bovendien zou het
eindelijk wat ruimte geven aan de vrachtwagens op deze plek in de
stad waar een zeer gevarieerde economische bedrijvigheid plaats
vond. Huizinga doopte zijn pen eens goed in het inktpotje en haal
de uit:
Is er in Haarlem, dat eenmaal een der allermooiste steden van
Nederland was, nog niet genoeg bedorven? Zoo dikwijls ik er
kom, huil ik tranen met tuiten om alles wat er sedert veertig
jaren is geschonden, verminkt, roekeloos opgeofferd aan de zoo
genaamde eischen van het moderne verkeer, zonder begrip van
wat een oude Nederlandsche stad is, en wat de waarde van haar
schoonheid beteekent.'1'
PIET DE ROOY
160