Dat burgerlijk karakter kwam voort uit het feit dat de Nederlandse cultuur vorm had gekregen als stadscultuur; vandaar dus dat steden zo belangrijk waren. Vandaar ook dat monumentenzorg bij uitstek bijdroeg aan het historisch besef. Het historisch besef, zo zou je met een parafrase op de marxis tische terminologie kunnen zeggen, berust op de onderbouw van het 'roerloos verleden', de vele kleine en grote materiële verwijzin gen naar de cultuur waaruit we zijn voortgekomen. Maar daarnaast is er een bovenbouw. En dat is de vorm die we kiezen om van het verleden een verhaal te maken, zin te geven aan de wonderlijke lot gevallen van onze cultuur en daarmee ook het heden meer ver klaarbaar te maken. En daarmee komen we aan de betekenis van de canon. Huizinga riep niet om een canon: in zijn tijd had iedereen nog stevig geschiedenisonderwijs. Bovendien - dat is een factor die vaak over het hoofd wordt gezien - was de manier waarop de elite dacht en sprak doortrokken van het besef dat het verleden ertoe deed, handelingen en opvattingen legitimeerde. De verzuiling immers had ertoe geleid dat een opvatting over het verleden van belang was, dat legde uit waar men vandaan kwam, welke emanci patiestrijd geleverd was, hoe men geworsteld had voor een plek in de Nederlandse samenleving. In het parlement werd dan ook met enige regelmaat aan het verleden gerefereerd, waarmee duidelijk was hoezeer een historische argumentatie een vanzelfsprekende dimensie gaf aan standpunten, hoezeer historisch besef 'normaal' was. De elite gaf aanhoudend een voorbeeld en grote delen van de bevolking volgden. Elke zuil had wel een eigen geschiedschrijver, die in kloeke werken de eigen traditie schetste en elk jubileum van een historisch perspectief voorzag. Op boekenmarkten kan men nog steeds gemakkelijk de bekende schrijvers aantreffen: W.H. Vliegen voor de socialisten, L.J. Rogier voor de katholieken, H. Amelink voor de protestanten, R. Fruin en in zekere zin Jan en Annie Romein voor de liberalen en vrijzinnig-protestanten. Maar ook op eenvoudiger niveau is het effect hiervan te vinden. Zo is er een mooie passage in de memoires van die oer-school- meester, Theo Thijssen, In de ochtend van het leven. Daarin ver haalde hij over de vechtpartijen die hij in Amsterdam gevoerd had als leerling van de openbare lagere school tegen leerlingen van een nabij gelegen katholieke school. Toen hem door zijn meester werd gevraagd waar al dat vechten nu eigenlijk om ging, uitte de jonge Thijssen een diepgevoelde klacht over die 'Roomsche schooiers' die JAARBOEK HAERLEM 200J

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2007 | | pagina 164