dat een canon 'identiteit' biedt. Dat is tegelijkertijd ook lastig, alleen al gezien de grote wetenschappelijke reserves over dat begrip. In zijn toelichting op De canon van Nederland schrijft Frits van Oostrom - voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Acade mie van Wetenschappen en een meermalen gelauwerd literatuur historicus - afhoudend: De canon kan wellicht het collectief geheugen van een land weerspiegelen, maar nooit de identiteit ervan. Er lijkt trouwens alle aanleiding om het gehele concept "nationale identiteit" op de helling te zetten. Zo het al ooit valide is geweest, dan nu min der dan ooit: in de internationale, multiculturele wereld van van daag is het een bedrieglijk, ja gevaarlijk begrip.'7' De kern van de bezwaren ligt in het feit dat het gebruik van de term 'identiteit' suggereert dat er een gelijkblijvend iets is, een 'essentie'. Het probleem daarmee is niet dat dit zou verwijzen naar gevaarlijke denkrichtingen over het 'volkseigene' zoals in het fas cisme, maar dat juist de geschiedenis laat zien hoe niets ongewij zigd blijft, dat er een voortdurende verandering is, dat het verleden als een rivier voortstroomt. Wie een tijdje naar een rivier kijkt denkt een altijd aan zichzelf gelijkblijvend verschijnsel te zien. Maar over een wat langere periode beschouwd kan worden vastge steld dat een rivier meandert, zich soms betrekkelijk abrupt verlegt, meermalen zich ook splitst of zelfs geheel droogvalt. Een rivier die altijd hetzelfde blijft is een kanaal geworden: het product van hard handig menselijk ingrijpen.8' Vandaar dat het beter is van dat zeer onduidelijke begrip identiteit af te zien en de canon op een andere manier te beschouwen. Een canon is te zien als een kapstok: er wordt een beperkt aan tal haakjes aangeboden. Het is daarmee dan ook het resultaat van beperkingen, dat wil zeggen van een keuzeproces. Het aardige is dat over die keuzen geen unanimiteit behoeft te bestaan: juist het debat over de keuze is stimulerend en verwijst naar de betekenis achtergrond van de term canon: een riet dat in de bouw gebruikt werd als maatstaf. In de discussie over wat belangrijk of 'ook belangrijk maar toch iets minder' expliciteren we wat we in het ver leden van belang vinden en waarom. Zonder het daarover geheel eens te worden is het resultaat van een dergelijk debat dat we (gaan) beschikken over een gemeenschappelijke kennis en een belangstelling delen: daardoor vormt zich een gemeenschap. Van- PIET DE ROOY

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2007 | | pagina 169