land. Het is treurig dat geen verhaal over Jules Chapon of zijn fami
lie geschreven kan worden zonder deze Haarlemse oorlogsmisdadi
ger te noemen. In gesprekken, zoveel jaar later, begon Jules er ook
zelf steeds weer over, en zijn verhaal was iedere keer hetzelfde. Wat
evenveel zegt over het waarheidsgehalte als over de vasthoudend
heid van de verteller.
Vanwege de brandende aanwezigheid van Nederkoorn in de
stad voelde Jules zich uiteindelijk gedwongen te emigreren naar de
Dordogne, in 1973. Daar ontdekte hij opnieuw, net als eerder aan
het Klein Heiligland, maar dan in een heel andere omgeving, een
beloftevolle bouwval. De ruïne werd weer door hem opgebouwd,
hij breidde hem telkens weer uit, paste hem aan. Hij maakte er zijn
huis en atelier van, en begon er een nieuw leven met zijn tweede
vrouw, Hetty, en hun beide dochters, Mirjam en Ilana. Hij bleef er
schilderen, tekenen, aquarellen en gouaches maken, liefhebben,
genieten van het leven. Regelmatig reed hij in zijn auto naar Neder
land om er vrienden en kennissen op te zoeken en soms werk te
verkopen. Sommige van deze vrienden en kennissen kende hij nog
uit het verzet. Wanneer er iets bij zijn oude clubs Koninklijke hfc
(voetbal) en Rood-Wit (cricket) te vieren viel hees hij zich in het
pak en deelde hij mee in de feestvreugde. Ook Polly (eveneens dit
jaar overleden) zocht hij nog regelmatig op. Een cyclus die hij tot
op zeer hoge leeftijd volhield.
Soms had hij een expositie, ook in Haarlem. Woedend en ver
ontwaardigd was hij toen de Bijlmerbajes zonder hem hierin te
hebben een stalen wand van hem sloopte. Hij meende er een ach
teloze en achterbakse mentaliteit in te bespeuren die hij typerend
vond voor Nederland. Definitief naar zijn vaderland terugkeren
wilde hij nooit meer. Zijn hoogtepunt beleefde hij in 1996-1997,
toen het Joods Historisch Museum een overzichtstentoonstelling
aan zijn schilderwerk wijdde. Daarop was, naast veel ander werk,
het intieme, ontroerende portret van opperrabbijn Philip Frank te
zien, als ook het schilderij Concentratiekamp 11, beide werken uit
1950.
Het is illustratief voor zijn levenshouding dat hij, behalve deze
indringende composities, eigenlijk maar weinig heeft voorgebracht
als kunstenaar dat verwijst naar de holocaust. Wel bleef hij in
woord tot op het laatste moment getuigen van zijn ervaringen,
waarin het verlies van zijn familie centraal stond. Jules was een
trotse, onverzettelijke man, die het leven verkoos boven de vernieti
ging daarvan.
WIM DE WAGT
JAARBOEK HAERLEM 2007