marktprijzen moeten plaatsvinden en was alleen daardoor al onbe taalbaar. Het ontbreken van een plan en een uitvoeringsschema achtte de raad niet bezwaarlijk, en zelfs Heshuysen sprak als voor zitter van de uitbreidingscommissie over de plannen als een grond slag voor de toekomstige uitbreiding van de gemeente. Het plan heeft in de praktijk tot 1895 gefunctioneerd als toetssteen voor inge diende plannen. Dat het uitbreidingsplan dikwijls niets over de locaties vermeldde maakte daarbij niet uit. Een algemene verwij zing naar het uitbreidingsplan volstond om een ingediend plan te beoordelen. De gemeente paste voornoemde strategie bijvoorbeeld toe als er interesse bleek te bestaan voor gemeentegrond. Naast wetgever was de gemeente tevens grootgrondbezitter en in een tijd dat het onder scheid tussen publiek en privaatrecht niet altijd even scherp was bezat de gemeente daarmee een machtige positie. Een representa tief voorbeeld vormt het vrijgekomen exercitieveld aan de noordzij de van de stad. In december 1879 verzochten D. Storm en F. van der Gragt het zuidoostelijke deel tegen een billijk bedrag te mogen overnemen van de gemeente ten einde er huizen met een jaarlijkse huurwaarde van 600-700 gulden te bouwen. Het rekest werd in de handen gesteld van Van den Arend en L.P. Zocher. Zij zonden een afwijzend advies aan de raad vergezeld van een eigen alternatief bebouwingsplan. Deze stukken werden door de speciaal daartoe opgerichte tijdelijke commissie bestudeerd die zich achter de plan nen van Van den Arend en Zocher opstelde, evenals de Commissie van Financiën. Daarop besloten b&w en de raad het verzoek van Storm en Van der Gragt af te wijzen en in plaats daarvan het ter rein in blokverkaveling met vaste verkoopprijs en verplichte huur waarde uit te geven. Deze prijzen lagen aanzienlijk hoger dan door Storm en Van der Gragt waren voorgesteld. Volgens de gemeente was de verkoop van de grond hiermee 'aan de algemene concurren tie onderworpen'. Daarnaast was de gemeente in staat om invloed uit te oefenen door de kosten voor de aanleg van publieke werken strategisch in te zet ten. In de Algemene Politieverordening had de gemeente verplicht gesteld om bij de aanleg van nieuwbouw riolering aan te leggen, samen met de nodige wegen met bestrating en opgehoogd door een zandlaag. De gemeenteraad voerde deze publieke werken zelf uit. In ruil daarvoor droegen de bouwondernemers de benodigde grond kosteloos aan de gemeente over, samen met een tegemoetkoming in de kosten. Dit bedrag werd per individueel plan bepaald. Gelei- JAARBOEK HAERLEM 2007

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2007 | | pagina 90