Alvorens de Kruisstraat van 't station af te bereiken moest een wan delaar, een boodschapper of wie dan ook twee bruggen overgaan. De eerste brug bracht hem over de Achter Nieuwe Gracht; de tweede brug over de nu nog bestaande Nieuwe Gracht. De ruimte van de eene brug naar de volgende noemde men 'tusschen de bruggen'. Daar woonde Jhr. Teding van Berkhout en familie. Deze familie woonde in een ruim huis met aardige, kleine, lichtpaarse ruiten. Waarom die ruitjes licht paars waren, uit voorkeur van den eigenaar bijvoorbeeld, weet ik niet. Tegenover dit huis, aan de westzijde dus, was de tuin, die eigendom was van de familie evengenoemd. De oudste zoon van deze familie Jhr. P. Teding van Berkhout be woonde zoo omstreeks van 1876 af het eerste huis aan de oostzijde van de Kruisstraat, Kruisstraat 1. Hij is heel wat jaren burgemeester ge weest van Houtrijk en Polanen en eerst bij zijn dood in dit ambt door zijn zoon opgevolgd. In nog vroegere jaren werd dit hoekhuis door een oude dame, mevrouw Crommelin bewoond. Nu is er aan dit huis nog zoo iets als een legende verbonden, die evengoed ook historie kan zijn. Baas Keizer, de smid uit de Kruisstraat, zal het U hier nog eens over ver tellen. Wie weet precies te zeggen wat een baas is; wat de qualiteiten zijn aan het begrip 'baas' verbonden? Ik zal het beproeven. Het betee- kent, zoals bij baas Keizer het geval was, dat hij zaken drijft door het uitoefenen van een bepaald vak, zooals dat van smid, slager, schoen maker, timmerman, enz. voor eigen rekening en dat hij knechts heeft om hem in zijn vak terzijde te staan. Men kan wel zijn bedrijf uitoefenen zonder knechts en zich baas laten noemen; dit is echter niet het ware baas zijn. Een typisch teeken van het baasschap bestaat in de grootte van de kom waaruit de baas thee of koffie drinkt; dubbel zoo groot als van de anderen is die kom stellig; ook zou men kunnen zeggen, dat het een baas van een kom is. Keizer, de smid, was in alle opzichten en van alle kanten bekeken on- wedersprekelijk een baas. Hij had de dubbele omvang van een zijner ondergeschikten. Zijn baasschap manifesteerde zich ook, dat hij de smederij uit mocht loopen, wat aan een onderhebbende niet werd ver oorloofd. Eens werd ik door twee andere jongens aan baas Keizer voor geleid. Ik had een trom met stokken bij me en werd voorgesteld met de woorden: 'Baas, hij kan den roffel.' Die ik toen ook voor hem heb gesla gen. Naderhand komt in een volgend stuk Baas Keizer weer als bewo ner van de Kruisstraat aan de beurt. Nu laat ik hem, zooals ik boven reeds aangekondigde, iets uit zijn herinneringen vertellen. ARENT BROEKMEIJER

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2008 | | pagina 105