beroemdheid der haringen, reeds van ouds her, blijkt wel uit 't oude spreekwoord: 'Haring in het land, dokters aan de kant.' In den oestertijd kwam het voortbrengsel oesters vele handen in be slag nemen. Het was een slag, een handigheid, de beide schalen van een te scheiden. En menigeen, die zich met het openen bezig hield, kreeg vele kleine wondjes aan zijne handen, want het oestermesje gleed makkelijk uit. Met St. Nicolaas en andere feestdagen gebruikte men veel oesters; het grootste aantal, dat op één dag werd gekocht, kwam op den dag van oudejaarsavond voor. Dan moesten er bijzonde re maatregelen tot stand komen om iedereen tevreden te stellen. Was het dan moeilijk, om genoeg geoefende handen bijeen te brengen, dat zoovele oesters in eenige uren voor het gebruik gereed kwamen, ook het wegbrengen eischte veel overleg. Als men nagaat dat er oesters te Hillegom en te Beverwijk en in de minder van Haarlem afgelegen plaatsen moesten worden bezorgd, dat er nog geen fietsen waren en geen trams, dat bij sneeuw het vervoer ook met een slee geschiedde, is het duidelijk dat de gansche dag van oudejaarsavond een moeilijke tijd was vooral voor hem die alles had te regelen. En wanneer de torenklok des nachts de bekende met zooveel nauwkeurigheid afgewachte twaalf slagen liet hooren, was het toch zeker een aangenaam oogenblik voor allen die hun taak hadden afgedaan, op de intrede van het Nieuwjaar, een warm glas pons te ledigen. Mijn oom was een eenigszins bijzonder iemand. Wanneer hij in een schouwburg zat, liefst een beetje vooraan, en een tooneelspeler iets voordroeg of een woord zei, dat hem bij zonder trof, zat hij dien genoe- gelijk of ernstig toe te knikken. Eigenaardig was het ook, dat hij in de een of andere vergadering aanwezig, altijd het woord vroeg. Van het geen velen liever nalaten, was hij niet te weerhouden. De heer Muiier van de Nieuwe Gracht, in der tijd overbekend, was voorzitter en mis schien wel oprichter ook van de 'IJsclub Voor Haarlem en Omstreken'. Deze vereeniging gaf hare verrichtingen in het houden van schaatsen rijderswedstrijden; daartoe kreeg de vereeniging de beschikking over een deel van den Kloppersingel, nabij een der eilandjes. Daar waren dan een aantal palen op afstanden van elkaar geplaatst geworden, om aan te duiden, dat hier uitsluitend voor de leden gelegenheid was om in 't voorrecht te deelen, zich onderling op schaatsen voor te bewegen, deze als sukkelaars, gene als heele Pieten. De eersten, die het nooit zou den leeren; de anderen, die zouden toonen, hoever men het bij goeden aanleg en met volharding zou kunnen brengen in de kunst van blokzij- ARENT BROEKMEIJER

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2008 | | pagina 119