onder het ministerie van Binnenlandse Zaken en Landbouw. Maar juist
in die tijd verschoof die verantwoordelijkheid naar het ministerie van
Financiën met zijn Rijksgebouwendienst. In verband met zijn relatie
met het provinciaal bestuur bleef de minister van Binnenlandse Zaken
zich echter nog steeds betrokken voelen en vooral ook verantwoorde
lijk voor de huisvesting van de provinciale overheden. Toen het Noord-
Hollands provinciaal bestuur zich over haar netelige huisvesting be
klaagde bij Binnenlandse Zaken schreef de minster van dit ministerie
op 20 juni 1923 aan Gedeputeerde Staten dat het uitgesloten was te den
ken aan een nieuw te bouwen provinciehuis. Maar in dezelfde brief
maakte de minister bekend dat hij de Rijksbouwmeester opdracht had
gegeven een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid om Paviljoen
Welgelegen als provinciehuis in te richten. Gedeputeerde Staten rea
geerden gematigd positief. Omdat niet één maar twee ministeries be
trokken waren bij de herbestemming van Paviljoen Welgelegen, duur
de het vier jaar voordat een besluit werd genomen, een besluit waarbij
het gebouw om niet in gebruik werd gegeven. Het rijk nam ook de fi
nanciering van de restauratie- en inrichtingskosten voor haar reke
ning.
Om het nog ingewikkelder te maken moet worden opgemerkt dat
ook de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen zich ver
antwoordelijk achtte voor Paviljoen Welgelegen. Hij had daar ook
reden toe want het gebouw was een monument van nationale en histo
rische betekenis waarin bovendien het Museum voor Kunstnijverheid
was gehuisvest. Ook de Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en
Handel had er haar onderkomen terwijl naast het paviljoen (in het ver
lengde van de Dreef-vleugel) zich de uit 1883 daterende School voor
Kunstnijverheid bevond. De tegengestelde belangen tussen de drie mi
nisteries en het volledig ontbreken van enige bereidheid om tot een co
öperatief handelen over te gaan, zijn kenmerkend geweest in het pro
ces om Paviljoen Welgelegen haar huidige bestemming te geven. In de
context van dit artikel zal ik u het gestoei tussen de ministeries bespa
ren als het gaat over de plannen om van het historisch pand een pro
vinciehuis te maken. Om het beeld van die tijd compleet te maken
moet nog worden opgemerkt dat dit alles zich afspeelde in de (aanloop
tot de) crisistijd, en dat ook in de 2oer jaren het provinciaal bestuur na
tuurlijk afhankelijk was van gemeentelijke vergunningen bij plannen
als deze.
Onderhandelingen leidden ertoe dat de directeur van Provinciale
JAARBOEK HAERLEM 2008