onder te brengen, gaf hij in overweging er naar te streven het gebouw zoveel mogelijk weer in zijn oude staat te herstellen, 'door op deze wijze te toonen niet alleen te zullen waken voor het behoud van de oude vormen, doch deze, waar mogelijk, zelfs te herstellen, zal het Pro vinciaal Bestuur velen, die in het gebruiknemen van het Paviljoen een daad van vandalisme meenen te zien, voor zich weten te winnen.' Opmerkelijk is dat Reigersman zich ook uitspreekt over de inboedel. Zo pleit hij voor het behoud van 'de wandschilderingen' in het trappen huis3), en voor het handhaven van de meer dan roo antieke stoelen. Deze aanbevelingen werden overgenomen. Met terugwerkende kracht mogen wij dankbaar zijn voor de inspanningen die Reigersman zich heeft getroost om wat tegenwoordig heet 'de boel bij elkaar te houden'. Uiteindelijk werd Paviljoen Welgelegen tussen 1927 en 1930 door Rijksbouwmeester Ir. G.C. Bremer verbouwd tot provinciehuis. In na volging van het advies van Reigersman werd de School voor Kunstnij verheid aan de Dreef afgebroken en een nieuw administratiekantoor gebouwd.4) De voorgevel van dit kantoor, dat nu bekend is onder de naam Gebouw A, was door Bremer zo ontworpen dat het ritme van de ramen op de begane grond, min of meer vanuit de ramen van Welgele gen werd voortgezet. Bremer verbond zijn administratiekantoor met het paviljoen door middel van een poortgebouw dat toegang gaf (en nog steeds geeft) tot de griffietuin. Het oorspronkelijke Gebouw A be stond uit twee lagen: de begane grond en de eerste verdieping. In 1963 voegde de Haarlemse architect Zwiers er een tweede verdieping aan toe. De sierrand op het dak, die als een eigentijdse voortzetting gezien kan worden van de balustrade van Welgelegen, is onderbroken met kleine pilaarvormen die op de top een stalen pin bevatten. Het verhaal gaat dat de toenmalige griffier der staten, Van Dokkum, deze pinnen te agressief vond; hij zou hebben voorgesteld ze 'af te doppen met een balvormig object'. Dat voorstel werd overgenomen en ook uitgevoerd; vanaf dat moment spraken de provinciale ambtenaren uit die tijd gek scherend over de 'ballen van de baas'. In 1964/1965 bouwde Zwiers de Gebouwen B en C, die vanachter de zogenaamde dokterswoning5), in eikaars verlengde liggen en loodrecht op Gebouw A staan. Deze gebouwen werden in 1966 in gebruik geno men. In de jaren die volgden groeide het aantal taken van de provincia le overheden en werd de noodzaak om over meer kantoorruimte te be schikken ook in Haarlem steeds groter. De Provincie Noord-Holland vond verdeeld over de hele stad kantoorruimte voor het groeiend amb- JAARBOEK HAERLEM 2008

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2008 | | pagina 158