sistijd overleed zetten moeder Zwart-
ser, Rika Stoppelman en Miel de zaak
voort. Ontwikkelen en afdrukken ge
beurde in de zaak door het personeel.
Het was wel passen en meten, maar
het ging. Zijn salaris bedroeg drie en
een halve gulden per week. Vanaf de
beurskrach in 1929 was het eerst
recht sappelen.
Tegen de tijd dat in 1940 de oorlog
uitbrak ging het al veel beter. Miel
hield de zaak draaiende tot 1942, toen
moesten ze stoppen en de zaak werd
leeggehaald. Dat heeft hij als het
einde van zijn jeugd ervaren.
In de oorlogstijd woonde de fami
lie aanvankelijk op de Kinderhuissin
gel. Miel op een vervalst persoonsbewijs als Jan van Tellegen. Eind 1942
werd het huis gevorderd en kwam zijn moeder in Amsterdam terecht.
Van daar is zij, met haar toenmalige echtgenoot, gedeporteerd naar So-
bibor en daar omgekomen in 1943.
Miel zwierf als onderduiker langs diverse adressen en kwam uitein
delijk in Wassenaar terecht. Daar heeft hij zijn latere echtgenote Angè-
le Geleerd leren kennen. Over zijn onderduiktijd was Miel heel laco
niek, hij onderging die gelaten, een kwestie van uitzitten, maar wel
zonder te weten voor hoe lang.
Na de bevrijding bleken er van de gehele familie maar een paar de
verschrikkingen te hebben overleefd. In de stamboom van de familie
komen als plaats van overlijden de kampen Sobibor, Auschwitz en Ber
gen Belsen veelvuldig voor.
In 1945 keerde Miel terug uit Wassenaar en ging hij in Amsterdam
werken als fotograaf bij de Regeringsvoorlichtingsdienst, later bij een
persbureau. Het echtpaar Zwartser woonde toen in Amsterdam. In de
jaren die daarop volgden werd het gezin verrijkt met twee kinderen.
Natuurlijk wilde hij weer beginnen met zijn fotozaak. In zijn oude
Haarlemse pand was inmiddels een speelgoedzaak gevestigd en pas in
1947 kon Miel daar weer terecht, dankzij de hulp van velen, waaronder
vooral notaris Pot. Hij moest toen eerst zijn middenstandsdiploma
halen maar dat heeft hij pertinent geweigerd, zijnde fotoman van het
mm#
NECROLOGIEËN 219