gesteld: 200.000 euro voor 2009, en daarna structureel (d.w.z. jaarlijks)
450.000 euro.
In aansluiting op dit gemeentelijke project was de jaarlijkse ten
toonstelling in de Hoofdwacht van eind april tot eind september ge
wijd aan waardevolle maar nog niet beschermde architectuur uit de
periode 1850-1940, onder de titel: 'Onbeschermd Verleden'.
Door de wijkraad Koninginnebuurt, waarin veel toekomstige jonge
monumenten staan, is op 3 april een informatieavond gehouden over
de consequenties van de aanwijzing voor de eigenaren, waaraan door
drie leden van de werkgroep een bijdrage is geleverd.
Voor een van de bovenbedoelde objecten, de Zuid-Ooster Kerk aan
de Richard Holkade uit 1935, van de gerenommeerde architect Berend
Boeijinga, was al enkele jaren geleden een sloopvergunning afgegeven
en leek de beschermde status dus te laat te komen. Dat zou betekenen
dat, na de rampzalige brand van de Koningkerk aan de Kloppersingel
in 2003 nu ook de tweede van de drie kerken van Boeijinga die Haarlem
rijk was zou verdwijnen. Door actie van de Vereniging Haerlem, andere
organisaties en de verantwoordelijke wethouder Jan Nieuwenburg, is
de kerk gekocht door woningcorporatie Pré, met het doel deze te be
houden en te restaureren. Op 9 mei is door Johannes van der Weiden
voor Directie en Raad van Commissarissen in de betreffende kerk een
inleiding gegeven over het werk van Boeijinga, en de kwaliteiten van
deze kerk in het bijzonder.
Verspreid over het land zijn inmiddels 100 naoorlogse objecten op
de Rijksmonumentenlijst geplaatst, de zogenaamde '100 van Plasterk'
(de huidige minister van Cultuur, waar monumentenzorg onder valt).
In navolging daarvan heeft ook de gemeente Amsterdam 100 naoorlog
se gemeentelijke monumenten aangewezen. De gemeente Haarlem is
daar nog lang niet aan toe. Daarom is de werkgroep begonnen met een
inventarisatie van waardevolle architectuur en stedenbouw uit de pe
riode 1940-1980. Het is de bedoeling dat deze inventarisatie in 2009
door de Vereniging Haerlem wordt gepubliceerd.
Een groot probleem blijft de vrijwel verdwenen expertise op het ge
bied van de monumentenzorg in het gemeentelijk apparaat, waardoor
deskundige ondersteuning van eigenaren bij de zorg voor en restaura
tie van hun bezit gebrekkig is, en de bemoeienis van de gemeente zich
in de regel beperkt tot afgeven of weigeren van vergunningen.
Daardoor zien veel monumentenbezitters de gemeente vooralsnog
meer als hindernis dan als steun.
JAARBOEK HAERLEM 2008