Blekerij in de omgeving van Haarlem. Tekening door Claes Janszn. Visscher, zeventiende eeuw (Atlas Noord-Hollands Archief). tenszn., die namens de landsheer toezicht moest houden op de Haar lemmer Hout (hij wordt namelijk 'bewaerder vant Haerlemer Houdt' genoemd). Zijn huis was eigendom van de landsheer. Daarom hoefde Dammas Maartenszn. in 1561 niet bij te dragen aan de tiende penning. Dat is tekenend voor de positie van de landsheer. Adel en geestelijk heid waren namelijk vrijgesteld van de tiende penning, maar de pach ters van hun huizen en landerijen dienden wel gewoon de tiende pen ning te betalen.40' Dammas Maartenszn. vormde daarop dus een uitzondering. Halverwege de zestiende eeuw zal de landbouw voor het grootste deel van de inwoners van Heemstede nog steeds de belangrijkste in komstenbron zijn geweest. De dorpelingen bezaten in 1557 gezamen lijk ongeveer 127 morgen, of twaalf procent van alle grond.41' In 1561 was het grondbezit van Heemstedenaren bijna verdubbeld tot 207 morgen. Daarmee hadden zij toen negentien procent van alle grond in handen. 30 HAERLEM JAARBOEK 2008

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2008 | | pagina 32