ders deden: hij probeerde te overleven. Na een ontmoeting met Karei Alberdingk Thijm, de schrijver Lodewijk van Deyssel, zag hij in hem een nieuwe meester. Nog later vond hij zijn meester in de dichter en fi losoof Antonie Kok ('Ik ben Kok van de Stijl'). Het is niet te verwonde ren dat Kees Verwey, ouder geworden, van zijn omgeving hetzelfde respect en zelfs onderwerping eiste die hij zelf ooit had moeten op brengen. En met een dergelijke jeugd en adolescentie is het niet te ver wonderen dat hij een beetje teruggetrokken leefde in zijn huis en ate lier. Tegen 1950 ontstond in Haarlem een kring rond Teisterbant. Daar leerde Kees Verwey baldadig gedrag. Vanaf die tijd waren er altijd rellen en relletjes om hem heen, waarin hij veel genoegen schiep en die hem veel energie gaven. Mede daardoor kon hij tot op hoge leeftijd blijven schilderen. Max van Rooy heeft de gang van zaken in Verwey's kring ooit treffend beschreven. Verwey hield een redevoering bij zijn 50ste verjaardag in 1950: 'Plechtstatig, welsprekend, precieus taalgebruik, mededelingen van niks met een verpletterende gewichtigheid naar voren brengen in een theatrale entourage, deftig en studentikoos tege lijk, dat was het Haarlem op z'n Haarlemst waar Kees Verwey cum suis zich thuis voelden.' Kees woonde vanaf 1941 in 'Het Scheepje', een huis aan het Spaarne, nummer 108. Op de eerste etage had hij zijn atelier, waarin hij tot 1990 zou werken. Daarna werd de trap hem te veel en werkte hij in de huis kamer. In 1951 trouwde Verwey met Jeanne Tillbusscher, een leerlinge van Groningse komaf, lerares tekenen, naaldkunst en handwerken. Je anne zal tot haar pensioen in 1972 lerares blijven, in Amsterdam aan de Modeacademie, en in Haarlem aan de Haarlemse Huishoudschool De Driesprong. Het inkomen van Jeanne kunnen ze goed gebruiken, want de verkoop van zijn werk gaat tot 1975 tamelijk moeizaam. Les geven blijft ook voor Kees nodig om de eindjes aan elkaar te knopen. De ou ders van Jeanne zonden zelfs oude kranten naar Haarlem om de kachel mee aan te maken. Verwey zou zich, hoe beroemd hij ook zou worden, altijd miskend voelen. Illustratief is de ontmoeting van Kees met Karei Appel. Hij be schrijft dat zelf als volgt: Eén voorval met betrekking tot deze tentoonstelling [de tentoon stelling met portretten van Antonie Kok in het Stedelijk Museum in Amsterdam 1954] zal me altijd bij blijven. Ik stond met Sandberg PIETER SAAKES

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2009 | | pagina 155