veeteelt maar voor turfwinning. De broeders van Porta Celi staken ook
turf aan de noordzijde van het Haarlemmermeer. Deze turf mocht niet
worden verkocht en de petgaten moesten worden opgevuld ('toege
maakt') voordat nieuwe werden gedolven.35' Kan de turfconsumptie
van Porta Celi een indruk geven van de ecologische footprint van dit
klooster? De jaarbehoefte van een modaal vijftiende-eeuws boerenge
zin wordt tegenwoordig gesteld op vier dagvelden.36' In het boekjaar
1494-1495 produceerde de abdij Leeuwenhorst voor eigen gebruik vijf
tig dagvelden turf.37' De abdij huisvestte toen ongeveer dertig zusters
en twintig leken, wat neerkomt op een dagveld per persoon per jaar. De
adellijke nonnen van Leeuwenhorst leefden blijkbaar op grotere voet
dan de meeste boeren. Voor Porta Celi is een en ander moeilijker te
schatten. De omvang van het bezit in Rietwijk en Nieuwerkerk is onbe
kend en we weten dus niet hoeveel turf daar buiten de concessie van
1497 werd gestoken. Het verlies van dit land door afslag en verwaarlo
zing zou een reden kunnen zijn om na 1500 in Hillegom (en wellicht
ook in Noordwijkerhout) op turfwinning over te gaan.
Toen in 1565 het veen in Hillegom was uitgeput, werd het voor Porta
Celi een onoverkomelijke kostenpost. De pachter weigerde een nieuw
contract op de oude voorwaarden en voor het toemaken was geen geld.
De broeders zaten in die tijd bijzonder krap bij kas.38' Dit kan zijn te
wijten aan de algemene achteruitgang van het kloosterwezen en aan de
opkomst van de protestantse beweging. De wereldlijke overheid knab
belde bovendien aan de traditionele fiscale voorrechten van de
kloosters. Jan Verwer, een katholieke lakenkoopman uit Haarlem, bood
Porta Celi in 1565 een uitweg uit de financiële impasse. Hij was bereid
de boerderij in Hillegom te ruilen tegen P/2 hectare bij Haarlem en 700
gulden op de koop toe. Na overleg met de prior van Warmond en de abt
van Kamp ging de ruil door. Deze reddingsactie van Verwer lijkt op een
verkapte schenking. Dat zijn vrouw een Gaal was en dus familie van de
kloosterstichter Mr. Jan Klaasz. (zie schema 5) kan een rol hebben ge
speeld, ook al was sinds de stichting in 1458 al ruim een eeuw verlopen.
Van verdere financiële betrokkenheid van de stichtersfamilies is niets
gebleken.
Het optreden van het echtpaar Verwer-Gaal richt onze aandacht op
een belangrijke post op de balans van de religieuze economie van een
middeleeuws klooster: het 'sociale kapitaal'. Vrienden en bekenden be
stelden zielenmissen bij de broeders eft hielpen zo nodig via wereld
lijke connecties. Hoeveel 'sociaal krediet' een klooster genoot, blijkt uit
KEES KUIKEN 19