tegenwoordig C.J. Gonnet als adjunct-bibliothecaris en mijn goede oom Jan Hendrik Schot, als amanuensis. Ik zou nu wel meer van de bi bliotheek kunnen ophalen, doch ik moet zooveel mogelijk bij de Kruis straat blijven. Jan de Goeije dan komt binnen en groet niet de aanwezi gen, staat even stil en zegt: 'Eere aan de boeken.' Dan stapt hij verder en grijpt een boek aan. 'Wel, wel', zegt iemand, 'dat is een Fransch boek', waarop Jan antwoordt, dat hij ook wel Fransch kent. Eens had Jan een doosje met zeldzame munten en penningen meegebracht, welke hij rond liet gaan ter bezichtiging. Ze waren mooi, was men van oordeel. Na zijn vertrek komt Jan niet lang daarna terug, hijgend en ontdaan, dat hij niet alle exemplaren van zijn verzameling had meegekregen. Ze waren echter niet in de bibliotheek te vinden. Jan, teleurgesteld naar huis. Naderhand komt hij weer anders vertellen. Hij heeft het verlo rene thuis teruggevonden. 'Neem me niet kwalijk' zegt hij tot een der aanwezigen, 'dat ik er U van verdacht heb.' Op een andere tijd komt Jan een bezoek brengen bij zijn buurman Erdtsieck, den huisschilder, en noodigde dezen uit met hem mede te gaan naar Leiden voor de vijfjaarlijksche studentenfeesten. Erdtsieck neemt de uitnodiging aan. Ze loopen door Leidens straten en langs de grachten en vermeien zich wellicht in de ongewone feestelijke drukte. Opeens komt Jan een neef van hem tegen, houdt hem staande en vraagt hoe het hem gaat en zich tot Erdtsieck keerende zegt Jan: 'Nu, Erdtsieck, jij zal je weg wel vinden.' En tenslotte nog het verhaal hoe Jan de paardetram, die in 1878 voor het eerst door Haarlem reed, van 't station tot het einde van den Dreef, op prijs stelde. 'Ik heb', zegt Jan 'de open lucht noodig en die heb ik ook weer niet noodig, dat is de tram; ik heb beweging noodig en geen bewe ging noodig, dat is de tram en ik heb gezelschap noodig en ook wel eens geen gezelschap noodig, dat is de tram.' Wat nu verder Jan de Goeije betreft, in De Lof der Zotheid van Eras mus, worden dezulken als gelukkig geprezen. Misschien ook vergis ik mij en moet ik voor hem de woorden van Berthold Auerbach aanhalen, n.l.: 'Es steekt immer mehr in einem Menschen als man denkt.' Volgt nu de familie Joles in hetzelfde huis. Van de laatst levenden van deze familie is het legaat afkomstig, waarvan het Israëlitische Zie kenhuis aan het Groot Heiligland is gebouwd. Mozes Joles en zijne zuster hebben zich heel wat getroost, om het groote kapitaal te verga ren, daartoe benoodigd. De bekende apotheek van H. Remmers en Zoon wordt tegenwoordig in het huis van Joles voortgezet. ARENT BROEKMEIJER

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2009 | | pagina 79