Stedelijke eerbewijzen
Ook op stedelijk niveau werden er gouden penningen uitgereikt. Naar
aanleiding van de inname van Breda in 1590 kreeg een aantal betrokke
nen aldaar een gouden beloningspenning. Op de voorzijde zijn soldaten
te zien die uit het turfschip klimmen. En in Bergen op Zoom kreeg een
aantal vooraanstaande inwoners een gouden beloningspenning vanwege
hun aandeel in de verdediging van hun stad tijdens de belegering door
Ambrosio Spinola ('Bergen op Zoom houdt zich vroom').4'
Een andere vorm van het eren van verdienstelijke personen is het op
richten van een aan hen gewijd standbeeld. Dat gebeurde overigens
meestal na hun overlijden. Terwijl daar in andere landen een zekere tra
ditie voor bestond was men er in ons land in de tijd van de Republiek te
rughoudend in, misschien kan men beter zeggen zuinig. Bij de calvinisti
sche aard van een groot deel van Nederland paste geen persoonsverering
anders dan met beelden en bustes op praalgraven van bijvoorbeeld de
Oranjes of van beroemde admiraals. Er is in die periode maar één open
baar standbeeld opgericht en wel in Haarlem voor Laurens Jansz. Coster
in 1722. Alleen de beelden van Erasmus in Rotterdam en van Caspar de Ro
bles in Harlingen zijn uit een eerdere tijd.5'
Pas in de negentiende eeuw verschijnen er meer standbeelden als eer
bewijs voor beroemde en verdienstelijke Nederlanders. Die ontwikkeling
heeft zich gematigd voortgezet tot in deze tijd. Zowel de rijksoverheid als
gemeentebesturen en particulieren nemen daartoe het initiatief. In Haar
lem is de vermeende uitvinder van de boekdrukkunst ook niet meer de
enige waarvoor een beeld is opgericht.
Het bestaande Nederlandse decoratiestelsel
Tijdens de periode van het Koninkrijk Holland stelde koning Lodewijk
Napoleon in 1806 twee orden in die later samengevoegd werden. Na de in
lijving bij Frankrijk vervielen ze weer.
In 1815 werd Nederland een koninkrijk. Koning Willem 1 riep twee or
den van verdiensten in het leven: de Militaire Willems-Orde en de Orde
van de Nederlandse Leeuw, beide in 1815. Maar er was nog een mogelijk
heid. In de periode tussen 1848 en 1890 kon Koning Willem 111 als Groot
hertog van Luxemburg ook personen benoemen in de door hem in het le
ven geroepen Orde van de Eikenkroon van Luxemburg. Hij maakte daar
regelmatig gebruik van omdat hij zo de verantwoordelijke Nederlandse
JAAP POP