(Bomans), 'Historische werken' (Prenen, die immers geschiedenis stu
deerde) en vertalingen van met name Latijnse kerkvaders (beiden). Ook
zou 'artistieke' arbeid worden verricht (Prenen, die een toegewijd te
kenaar was), en op den duur kwam ook muziek op het werkplan terecht
(Bomans, die goed piano speelde en ook daadwerkelijk een en ander zou
componeren). Over de naam werd eerst nog wat getwijfeld. Tot de aan
vankelijke alternatieven behoorden 'De Bloeyende Egelantier' en 'Amicus
Populi'. Bomans werd al snel 'president': hij was ook zo'n twee jaar ouder
dan Prenen, die hij al kende van het Triniteitslyceum in Haarlem. In 1936
schreef Bomans aan zijn vriend:
'Voorhands danken wij reeds de leden voor de eenstemmigheid -
bij onze verkiezing tot president betracht - waaruit wij met recht
eenig vertrouwen in onze bekwaamheden durven afleiden, een ver
trouwen dat, hoewel niet verdiend, nog minder verhoopt, ons niette
min tot dankbaarheid stemt jegens den heere God, eene dankbaarheid
die, het zij terloops opgemerkt, kortom, ik ben zichtbaar getroffen.' 3>
Het half serieuze, half humoristische clubje, met sterk studentikoze
trekken, vroeg al snel beider voormalige leraar Nederlands Arnold ('Nol')
Schneiders (1894-1984) om toe te treden. Deze werd 'corresponderend
lid'. Pas een half jaar later kwam de bekende brief tot stand over de voor
genomen demping van de Bakenessergracht. Prenen was overigens, zo
blijkt uit het archief, de opsteller van die brief, en niet, zoals vaak gedacht
wordt, Bomans. Dat het schrijven van 'De Rijnlandsche Academie' enige
invloed heeft uitgeoefend op het besluitvormingsproces rond die dem
pingskwestie, is vermoedelijk evenzeer een mythe.
De genoemde Schneiders was een man met een apart soort humor.
Bomans schreef over hem in 1936:
'Moeilijk is hij te doorgronden. Beschouwt hij het leven en al wat zich
daarin beweegt, als een grap, als een farce sublime? Zoo ja, zal hij
de Rijnlandsche Academie van deze beschouwing weten af te zon
deren? Heeft hij oog voor het onderscheid tusschen bloote humor
om deszelfs willen, en die welke slechts het gewaad is van manne
lijke ernst, onverbreekbare trouw, eensgezinde idealen, harde strijd,
waarachtige arbeid en begeesterende toekomstplannen? Kent hij het
verschil tusschen een man die ernstig doet om het lachwekkende in
hem te verbergen, en den man die lachwekkend doet om het ernstige
te verhelen?'4'
160 HAERLEM JAARBOEK 2010