Vermeldenswaard is dat Barlaeus zijn bijdrage uit de pen deed vloeien
op 3 september 1640 op de buitenplaats van de doorluchte heer Joannes
Heerewijns te Heemstede, terwijl 'de edele heer Johannes Faber en mees
ter Cornelius Padbrué zeer kundig op de chelys speelden.'15'
Opdracht aan de magistraat
Padbrué draagt 't Lof van Jubal op aan de magistraat van Haarlem:
'Aen den E: Erentfesten, Welwijzen, Voorzienigen, ende zeer discreten
Heeren, Mijnen Heeren de Burgermeesteren en Regeerders der Stadt
Haerlem.'
De tekst van het voorwoord luidt:
'Naerdien het Musijck, buyten allen twijffel, gekent wort onder een
der alloudste wetenschappen, en tot verquickinge der bedroefde
oft zwaermoedighe harten streckt, en tot noch toe (mijns wetens)
niemant gevonden wiert, die den Vinder dezer loflijcke kunste met
Lauwerkrans van verscheyden welluydende klancken, en alzoo te
vercieren het doorluchtige hooft van onsen jubal, Vader en eerste
Vinder des Maetgezangs, en van allerley speeltuigh; met hope van
anderen oock aen te prickelen, yet tot zijn gedachtenisse aen den
dagh te brengen. Dewijl nu dit Lof van jubal eerst gesproten is op
den zoeten oever van het Sparen, zoo vont ick niet ongeraden dit aen
uwe E: op te offeren, om het kleene werck door uwe E. aenzienelijck-
heyt eenen klaerder glans te geven, en den duisteren nijdt te bescha
men met de stralen van uwe E: goetgunstigheyt; en hope dat deze
eerstelinghen en vruchten van danckbaerheyt tot onzen jubal, der
Musicanten Grootvader, uwe E: zanghlievende ooren zullen smaken,
als een bancket van 't gehoor, aengerecht van hem, die is en wenscht
te blyven, ter eere van Haerlem, sijne geboorte stadt,
Gebiedende Heeren
Uwer E. alleronderdanighste
C T, Padbrué.'
De naar onze maatstaven wat overbeleefde toon was destijds gebruikelijk
in een dergelijke opdracht. De serviele teneur indiceert mogelijk ook dat
Padbrué iets goed te maken had; misschien verwachtte hij een remune-
ratie, misschien ook hoopte hij op een volledig eerherstel na het debakel
HAERLEM JAARBOEK 2010