van de kerck ende vermaerdheyd van onse borgerlyke Stadt', dagelijks te bespelen op een tijd die niet verband hield met de kerkdienst. Het orgel spel tijdens de gereformeerde eredienst was sinds de reformatie een om streden kwestie. Om de gemeente niet af te leiden en op het rechte pad te houden werd alleen een kort voor-en naspel tot de dienst geduld. Het begeleiden van psalmen was verboden. Ook Huygens zou zich in de kwes tie mengen. In 1641 hield hij een schriftelijk pleidooi voor het eerherstel van orgelspel in zijn Gebruyck of ongebruyck van 't orgel in de kercken der Ver- eenighde Nederlanden. Het erop volgende gedicht van Vondel doet enigszins plichtmatig aan. De Neolatijnse ode van de arminiaan Barlaeus daarentegen is bevlogen en geïnspireerd, misschien omdat deze melomane 'archipoeta' zelf een goe de zanger was. Uit het gedicht van Heermans blijkt diens verwarring van Jubal met zijn halfbroer Tubalcain, de smid. Jubal heeft volgens hem 'de maet door 't hamerslagh gevonden Van d'Edele Musijck.' De Haarlem mer Mr. Dirck Dircksz. Boorten, door Ampzing genoemd onder 'Advocae- ten ten Hove' als Theodorus Boorten, heeft enkele sapfische strofen aan gereikt. Lenaerts, een fel contra-remonstrant uit Amsterdam, bezong in zijn ode de 'soete Jubal'. De gereformeerde plaatsnijder, schilder, tekenaar en dichter Cornelis van Kittenstein was dan de hekkesluiter. Hij speelde een actieve rol in het Haarlemse leven. Zo was hij betrokken bij het St. Lu- casgilde, was hij lid van de Rederijkerskamer 'de Pellicaen' en vanaf 1635 regent van het St. Barbara hospitaal. Uit deze beide madrigaalboeken treedt Padbrué naar voren als een ondernemend man van de wereld met contacten onder belangrijke litera toren van zijn tijd, iemand met een verfijnde smaak, die verder keek dan zijn geboortestad. Reconstructie vooralsnog niet mogelijk De enige plaats waarvan we op grond van het voorgaande zouden mogen verwachten dat de Jubal-bundels zich er bevinden, is het archief van de stad Haarlem. Helaas is dat niet het geval. Er zal ongetwijfeld met enige regelmaat opruiming zijn gehouden onder de talrijke 'eergaven' die in de loop der tijden aan de magistraat zijn overhandigd. Ook zou een en ander uit de collectie ontvreemd kunnen zijn. Het is te betreuren dat ons slechts de tenorpartijen zijn overgeleverd, waarvan de stemboekjes zo'n honderdvijftig jaar geleden per toeval op een zolder zijn ontdekt. Vanaf het begin van de zeventiende eeuw kreeg de bovenstem in composities als deze de belangrijkste rol, die van melo- AAGJE PABBRUWE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2010 | | pagina 73