verbluffend modern schreef, een van de zeer weinige toondichters van naam uit de eerste helft van de Gouden Eeuw. Iemand die boven de ge loofskwestie stond, een man die Haarlem met hart en ziel was toegewijd. Ampzing en Vondel hadden het goed gezien Een wonder? In Padbrué's tijd werden, zoals we eerder lazen, vocale composities in de regel als verzameling van losse partijen/stemboekjes voor elke stemsoort apart aangeboden. Een individueel stemboekje had/heeft weinig of geen betekenis, indien de andere partijen ontbreken. Dergelijke boekjes sleten door veelvuldig gebruik dusdanig dat het niet de moeite waard gevonden werd ze te bewaren. Hun gebruikelijke lot was om bij het oud vuil te be landen of in de kachel opgestookt te worden. De niet bij de drukker afge nomen voorraad zal zijn vernietigd, de niet-verkochte exemplaren van de boekhandelaren zal een zelfde lot beschoren zijn geweest. Zo kon het dus gebeuren dat én door de bescheiden oplages én door de praktijk van het apart drukken van stemboekjes het grootste deel van Padbrué's oeuvre de laatste eeuwen niet in complete vorm heeft overleefd. Vrijwel zeker is dat ergens op de wereld, misschien zelfs, of juist, in Haarlem, een of meer exemplaren van composities van deze bijzondere Vanitasstilleven (detail) door D.T. Matham met een fictief liedboek van Bannius, 1622. (Prentenkabinet Rijksmuseum, Amsterdam). AAGJE PABBRUWE 8l

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2010 | | pagina 83