wijs gering. De minimumeisen die werden gesteld aan taal en lezen droe
gen er aan bij dat een grote groep zeer vroegtijdige schoolverlaters hele
maal niet voor het herhalingsonderwijs in aanmerking kwam. Dat was
meer dan zeventig procent van de leerlingen die in de textielbedrijven
werkzaam waren. Zij hadden geen kans om via deze vorm van onderwijs
nog aan een beroepsopleiding te beginnen omdat iedere noodzakelijke
basis ontbrak.
Ondanks het verzuim en de geringe rendementen bleven alle betrokke
nen het er over eens dat het herhalingsonderwijs te belangrijk was om af
te schaffen. Het was voor een kwetsbare groep uit de stadsbevolking een
van de weinige manieren om de geringe kennis van de elementaire vaar
digheden, lezen, schrijven en rekenen, uit te breiden.
Het beleid van de rijksoverheid en het herhalingsonderwijs
De rijksoverheid ging zich pas later met het herhalingsonderwijs be
moeien. In de Wet op het Lager Onderwijs van 1878 werden voor het eerst
enkele beperkte voorschriften vastgelegd. Het minimum aantal uren her
halingsonderwijs werd op 96 vastgesteld, waardoor de leerlingen per jaar
gemiddeld een paar maanden onderwijs in de wintertijd kregen. Dat werd
onvoldoende gevonden om hen vooruit te helpen. Sommige Kamerleden
wilden toen al dat dit onderwijs verplicht werd gesteld. Zij haalden hun
argumenten onder andere uit gegevens over de dienstkeuring. Jaarlijks
bleek dat meer dan 1600 rekruten niet konden lezen of schrijven. Het in
voeren van een algemene leerplicht was nog niet haalbaar, maar zij ver
zochten dat in ieder geval wel te doen voor de leerlingen die op het her
halingsonderwijs waren aangewezen. Dit voorstel redde het niet in de
Kamer.24'
Kamerleden vroegen bij de behandeling van de Wet op de leerplicht
in de periode 1897-1899 om een verplicht zevende leerjaar. Leerlingen die
de school na zes jaar hadden verlaten moesten dan in ieder geval nog een
jaar herhalingsonderwijs volgen. Andere Kamerleden, gesteund door
werkgevers, waren tegen omdat kinderen al vroeg aan arbeid gewend
moesten raken. Voorkomen moest worden dat er een 'geleerd proletariaat'
zou ontstaan.25' De regering raadde het zevende verplichte leerjaar af om
dat de kosten te hoog waren. Ook deze keer werd het herhalingsonderwijs
onderwijs niet verplicht gesteld.
Wel moesten gemeenten er op toezien dat er een vorm van herhalings
onderwijs werd aangeboden waarin de stof van tenminste twee vakken
DICK VAN GIJLSWIJK