sten van de kansel afgekondigd. De inspectores gingen op 13 en 14 decem
ber 1784, ieder vergezeld van een bode van het stadhuis en twee kinderen,
langs de huizen om te collecteren. Deze collecte had een groot succes. Zij
bracht 7816 gulden en twaalf stuivers op. Al het geld werd aan de thesau
rier van de stad overhandigd en in een afzonderlijk fonds gestort. Het
stadsbestuur was zo tevreden over deze actie dat zij de kosten van de in
spectores, een maaltijd na afloop om het succes te vieren, vergoedde.
De inspectores kochten van het geld drie nieuwe stadsschoolhuizen
aan.59' Eén schoolhuis in de Lange Lakenstraat, één in de Lange Wijn
gaardstraat en het derde aan het Spaarne. Deze schoolhuizen werden in
de maanden daarna opgeknapt en voor het onderwijs geschikt gemaakt.
De inspectores stelden op elke school een ondermeester aan. De school
meesters kregen een toeslag van ongeveer 200 op hun salaris, 'het jaar
lijks douceur' genoemd. Het stadsbestuur trad onmiddellijk op tegen het
aangaan van nevenfuncties door schoolmeesters die hadden gesollici
teerd naar de functie van voorzanger, respectievelijk van sergeant bij de
schutterij. De nieuwe omstandigheden vroegen extra inspanningen van
het college van inspectores. Er kwamen commissies die toezicht hielden
op de staat van de schoolhuizen en het beheer van de middelen uit het
nieuwe fonds. Deze nieuwe situatie bracht met zich mee dat het regle
ment voor de stadsarmenscholen in 1785 drastisch werd gewijzigd. Daar
in werd vastgelegd dat de inspectores het beheer hadden over dit fonds.
Ook de tussentijds wijzigingen in de wijkverdeling en de lesroosters wer
den daarin opgenomen.60'
De oprichting van naai- en hreischolen
Een van de inspectores, dominee Daniël Reguleth, vatte het plan op om
voor meisjes naai- en breischolen op te richten. Dit waren geen beroeps
opleidingen, het onderwijs moest bijdragen aan de verbetering van de
kwaliteit van het latere huishouden. Zijn collega's stemden er mee in.
Twaalf meisjes zouden in een goed bekend staand huishouden een
vorm van stage gaan lopen voor de tijd van twee jaar. De inspectores
zochten daarvoor vrouwen met twee kwaliteiten: meisjes naai- of brei-
vaardigheden kunnen bijbrengen en vervolgens Verscheidene van zulke
min beschaafde jonge dochters te onderwijzen en te disciplineren.' De
meisjes werden op de scholen geselecteerd, na overleg met de ouders. Per
stadsarmenschool kwamen twee tot vier meisjes in aanmerking, 'de zin-
delijkste en minst havelooze.'61' Het stadsbestuur stemde er mee in dat
de meisjes stage liepen onder de gewone schooltijden. Men ging toen op
DICK VAN GIJLSWIJK 101