Het plan was vergezeld van een reglement. Dit circuleerde in hand
schrift onder de inspectores. Dat hield onder meer in dat de meisjes al
lerlei soorten van linnengoed leerden naaien voor zover dat noodzakelijk
was voor een huishouden. Andere meisjes leerden breien. De inspectores
hadden de leertijd op twee jaar gesteld, van maandag tot zaterdag, in de
namiddag van twee tot acht uur. De leerlingen mochten boodschappen
doen, maar alleen als die noodzakelijk waren om verder te kunnen gaan
met naaien of breien. Wanneer de meisjes zelf door nalatigheid iets kwijt
raakten of kapot maakten, moesten de ouders voor de kosten opdraaien.
De leermeesteressen moesten nauwkeurig de vorderingen bijhouden.62'
Op januari 1787 leerden al 18 kinderen naaien en 45 leerden breien. De
inspectores wilden dat de meisjes bijdroegen in de onkosten. Zij vroegen
aan het diaconiehuis of dit gebreide kousen wilde afnemen. De regentes
sen stemden toe. De opbrengst van deze kousen kwam weer ten goede
aan het onderwijs, jaarlijks leverde dat twintig tot dertig gulden op. De
omzet van 'het instituut' bedroeg gemiddeld rond de 300 gulden per jaar.
De inspectores deden veel moeite om de geldstroom voor de naai- en brei-
scholen op gang te houden. Zodra een van de donateurs was overleden,
meldden zij zich bij de erfgenamen om te vragen of die bereid waren de
jaarlijkse bijdrage te betalen. Meestal slaagden zij in hun opzet.63'
'Naai- en breischolen' en 'instituut' waren dus geen scholen in de hui
dige betekenis van het woord, het waren een soort leerwerkplaatsen met
een beperkt doel. Het 'instituut' werd in de negentiende eeuw voortgezet,
maar op den duur werd het onderwijs in naaien en breien op de scholen
zelf onderwezen.
Het resultaat
In het nieuwe reglement van 1785 waren verschillende veranderingen
opgenomen. Twee daarvan zouden grote invloed hebben op het onder
wijs aan de stadsarmenscholen. De eerste was de verlaging van de toe
gangsleeftijd van de leerlingen. Artikel 26 gaf aan dat kinderen die vijf
jaar oud waren of jonger vanaf de publicatie van dit reglement naar de
stadsarmenscholen konden gaan. Dit had tot gevolg dat veel jongere kin
deren instroomden. Het leerlingenaantal steeg op korte termijn aanzien
lijk. Soms namen kinderen zelfs jongere broertjes en zusjes mee zodat
er ook drie- en vierjarigen in de banken zaten. Een tweede bepaling ver
plichtte alle kinderen die geen werk hadden 's morgens en in de middag
het onderwijs te volgen.64'
Dat bracht een grote verschuiving teweeg in de aantallen leerlingen
DICK VAN GIJLSWIJK