religie is de sleutel tot die opvoeding. Een heel pakket maatregelen moest
dat bereiken: schoolplicht, korten op uitkeringen, belonen met prijsboe
ken en geld voor kinderen die in het onderwijs werden ingezet. De Kin-
derkerk moest als extra inzet daar aan bijdragen.
Uit de notulen blijkt dat de inspectores op enkele uitzonderingen na
redelijk tevreden waren over de prestaties van de stadsschoolmeesters.
De werkelijkheid bleek echter weerbarstiger dan de goede voornemens en
de inspanningen van de schoolmeesters. Kinderen die de vier jaren niet
volmaakten, slechts een half jaar naar school gingen en dan nog maar
anderhalf uur onderwijs per dag kregen, het toont aan dat van het rende
ment van het stadsarmenonderwijs niet veel mag worden verwacht.
Het initiatief van 1784 bracht enerzijds verbetering, de grote toeloop
van leerlingen, veroorzaakt door bepalingen die juist tot doel hadden
het armenonderwijs te verbeteren, maakten het anderzijds minder effec
tief. Toch heeft de stad hier voor het eerst de gelegenheid gehad om er
varing op te doen met onderwijsvoorzieningen waarvoor het niet eerder
verantwoordelijk was. Vanaf het begin was dat een moeizame relatie, de
vooruitgang die werd geboekt was vooral te danken aan de inzet van de
inspectores en stadsschoolmeesters. Het stadsbestuur bleef op de achter
grond onder meer vanwege aanhoudend geldgebrek. Het zwichtte voor
de textielfabrikanten, maar nam voor die tijd stevige maatregelen door
kinderen van bedeelde ouders te verplichten de school te bezoeken op
straffe van inhouding van de ondersteuning. Het stadsbestuur maakte
het mogelijk dat ook de onderkant van de samenleving toegang had tot
het onderwijs. De schoolmeesters hadden daarbij een taak van aanzien
lijke omvang. De opvang van grote aantallen kinderen op één dag is een
prestatie die in latere tijden ernstig is onderschat. De opgedane ervarin
gen in de tweede helft van de achttiende eeuw met het lager onderwijs
dat van stadswege werd gegeven zullen zeker hebben bijgedragen aan de
kwaliteit van het onderwijs in de negentiende eeuw.
Noten
1. C. de Koning, Tafereel der stad Haarlem en derzelver geschiedenis van de vroegste
getijden af tot op de tegenwoordige toe, Haarlem 1807, Dl. 1 v, p. 319-327; F. Allan,
Geschiedenis en beschrijving van Haarlem van de vroegste tijden tot op onze dagen,
Haalem 1874-1888, Dl. iv, p. 371-375-
2. P. Boekholt en E. de Booy, Geschiedenis van de school in Nederland, Assen 1987, p.
42,44-46,
DICK VAN GIJLSWIJK 107