op te werken tot de groep 'deftige burgerstand', wat onder meer tot uit
drukking kwam in een uiterste correctheid van manieren en uiterlijk: uit
gaan zonder hoge hoed was ondenkbaar.14' Hij had een grote historische
belangstelling en moet dagboeken hebben bijgehouden, maar deze zijn
helaas verloren gegaan. Zijn kleinzoon Jan Spoelder (1916-2004) wist hem
zich later nog goed te herinneren: een rijzige figuur, in donkere kleding
en het hoofd binnenshuis bedekt met een zijden mutsje (kalotje). Een ge
strenge grootvader die je met gepaste schroom en eerbied tegemoet trad.
Zijn kostleerlingen zullen dat niet anders hebben ervaren.
Spoelder overleed op 1 oktober 1925 op 83-jarige leeftijd en werd be
graven op de Algemene Begraafplaats aan de Kleverlaan in Haarlem. Zijn
graf is daar nog altijd aanwezig (grafnummer 943).1S'
Particulier onderwijs in de 19de eeuw
Van oudsher lag de verantwoordelijkheid voor en het toezicht op de plaat
selijke onderwijsinstellingen bij de plaatselijke overheid.16' Daarnaast
was er een particuliere sector met een gevarieerd onderwijsaanbod. Zo
waren er de stedelijke Latijnse scholen (de latere Gymnasia) die naast zich
particuliere 'bijscholen' toelieten, mits de leerlingen van deze bijscholen
'recognitiegeld' aan de rector van de Latijnse school betaalden, meestal
ten bedrage van het gederfde schoolgeld. Vanaf eind 17de eeuw verving
het particulier onderwijs in hogere maatschappelijke kringen het onder
wijs dat aan de stadsscholen werd gegeven. De Latijnse scholen bleven
hun exclusieve karakter van voorbereiding op het universitair onderwijs
behouden, maar daarnaast nam in de steden het belang toe van de Franse
scholen.17'
Op de eerste en voornaamste plaats waren dit dagscholen voor alge
meen vormend eindonderwijs waar Frans met enkele aanvullende vak
ken werd onderwezen en Frans de omgangstaal was. Daarnaast waren er
Franse scholen in de vorm van kostscholen en instituten. In de 19de eeuw
droegen deze dikwijls de naam van Instituut, met een directeur die aan
geduid werd als 'instituteur'.18' Aan een dergelijk Instituut kon ook een
kostschool, een internaat of een pensionaat verbonden zijn. Minder goe
de ervaringen met scholen in de stad en zwakke huisonderwijzers deden
welgestelde ouders uit de hogere kringen besluiten hun zonen naar een
Instituut te sturen.
In Haarlem was Willem van den Huil (1778-1858) hiervan het bekendste
voorbeeld.19' Hij was vanaf 1807 kostschoolhouder van een Franse school
122 HAERLEM JAARBOEK 2011