konde uit 1326/27 wordt als noordelijke belending van een 10 morgen
groot stuk grond ver Grietenland van Zaenen genoemd: kennelijk had zij in
het veen verschillende percelen grond in bezit of in leen.
Het hiervoor genoemde leengoed dat bestond uit de laan en een stuk
grond vinden we terug in het Repertorium op de lenen van de Hofstede
Brederode, 1264-1803.7' Het wordt daarin omschreven als 'Een derde
van een kamp met een laan, genaamd Margrietenlaan, in de ban van
Heemstede'.8' De oudst bekende gegevens met betrekking tot het leen
goed dateren uit 1459, toen had ene Jacob van Poelgeest het in leen van de
Heren van Brederode, voor Meine, dochter van Reinier van der Does.9' In
1560 wordt Jan Verwer Jansz. wantsnijder en burger van Haarlem met het
goed beleend en na hem, in 1561, het St. Elisabeths Gasthuis.10'
Nu hebben we gezien dat op de kaart uit 1583 een Grieten Laen voor
komt. De conclusie is gerechtvaardigd dat het hier en in de akten gaat om
dezelfde Margaretha van Zaanden. Haar grondbezit en/of leengoed zal
dan ook in de nabijheid van deze laan gelegen hebben.11'
Wie was Margaretha van Zaanden? Van Margaretha zelf weten we niet
veel. We weten ook niet hoe Margaretha in het bezit is gekomen van de
genoemde percelen. Mogelijk dat zij de oudste dochter was van een niet
nader bekende Heer van Zaanden. Het kwam namelijk wel voor, dat werd
bepaald, wanneer een leenman een leen ontving, dat als hij zonder man
nelijke erfgenamen zou overlijden het leen over zou mogen gaan op de
oudste dochter. Wel weten we dat Margaretha een telg was uit een van de
oudste en aanzienlijkste geslachten van Holland.12' Zo was een van haar
verwanten, Willem van Zaanden, betrokken bij de moord op graaf Floris
vin 1296.
De heren van Zaanen heetten oorspronkelijk de Heren van Zaenden en
waren afkomstig uit de huidige Zaanstreek. Het stamhuis van deze He
ren stond aan de Zaan. Het geslacht Zaanen was verwant aan de huizen
van Haarlem, Heemskerk en Schoten. Al vóór 1296 hadden zij een gebied
in bezit dat zich uitstrekte van de Delft bij Haarlem tot de veenrivier de
Zaan bij Zaandam.
In de voormalige gemeente Schoten - thans Haarlem-Noord - lag het
ambacht Zaanen, dat voor het eerst wordt vermeld in 1325. Zaanen was
een lage of ambachtsheerlijkheid, de heren van Zaanen mochten zich dus
ambachtsheren noemen. Een ambachtsheerlijkheid of lage heerlijkheid
was een heerlijkheid van een ambachtsheer.13' De heer of vrijheer, soms
ook wel vrouwe of vrijvrouwe had de heerlijkheid in leen van zijn of haar
leenheer, in dit geval de graven van Holland. De ambachtsheerlijkheid
ANDRÉ NUMAN