Wat maakt een stad tot stad?
De Nederlandse geschiedenis wordt bepaald door steden. En elke stad liet
zich bezingen in gedichten en beschrijven in historiewerken, waarmee
het de stadsbewoners opnam in een lang en roemrijk verleden. Aan die
behoefte werd ook in Haarlem voldaan en zo ontstond 'het verhaal van
Haarlem'. Kort samengevat ging dat als volgt: de stad zou rond het jaar
400 gesticht zijn, onsterfelijke roem vergaren door in 1219 de ketting voor
de haven van Damiate te doorbreken, en in 1423 de beschaving als zoda
nig introduceren door Laurens Janszoon Coster in de Haarlemmerhout
de boekdrukkunst te laten uitvinden. Er zijn steden die het met minder
moeten doen.
Een dergelijk verhaal herkennen we vandaag de dag als een uiterst se
lectieve mengeling van feit en fictie. Maar dat neemt niet weg dat we ook
in meer recente tijden voor een dergelijke verleiding vallen. Dat bleek
bijvoorbeeld in de zomer van 2011, toen op een feestelijke avond met in
drukwekkende laserprojecties de identiteit van de stad losjes werd geba
seerd op Anthony Fokker, Coster en Damiate. Om de Engelse historicus
Eric Hobsbawm te parafraseren: 'Getting its history wrong is part of be
coming a city', men wordt een stad door het verleden naar zijn hand te
zetten.
Maar als we ons afvragen wat de stad tot stad maakt, is het nodig om
wat minder willekeurig te zijn en de aandacht te verleggen van enkele
culturele hoogtepunten naar het gewone leven. En dat gewone leven was
lange tijd voor de meeste mensen kort, wisselvallig en hard. Of, in de
woorden van de Engelse filosoof Thomas Hobbes, 'poore, nasty, brutish,
and short'. In de Lage Landen was Haarlem zelfs het symbool van een der
gelijk benard leven, want in deze stad woonde de beul. Met name een ze
kere Cors - een man die ook zijn schaduw werpt op een van de verhalen in
Haarlemse sproken - genoot in de zeventiende eeuw landelijke bekendheid.
Het leidde zelfs tot het ontstaan van de zegswijze 'zoo brutaal als de beul
PIET DE ROOY