En daarmee zijn we aanbeland bij wat eeuwenlang de harde kern is van een stad: een gemeenschap die het recht had te beslissen over leven en dood van de eigen burgers. Haarlem bestond natuurlijk al lang als ne derzetting, maar het werd een stad door het verwerven van dat recht, de beschikking over wat 'de hoge justitie' werd genoemd. Dat was het recht om de eigen burgers te berechten - en niet alleen bij kleine overtredingen, doorgaans met geld af te doen, maar ook bij wat zo beeldend een 'hals misdrijf' werd genoemd, waar dus de doodstraf op stond. Dat was mis schien wel de belangrijkste bepaling - en wel artikel twee - van het stads recht, dat op 23 november 1245 van de graaf van Holland werd verkregen. Beter gezegd: dat tegen een forse betaling aan de graaf werd verworven - want steden verkregen geen rechten, die kochten ze. Met dat stadsrecht werd ook het verschil tussen stad en platteland vastgelegd. Elke stad die het stadsrecht verkreeg, maakte zich als het ware los van de omgeving en markeerde de overgang zo scherp moge lijk. Aanvankelijk gebeurde dat door middel van eenvoudige wallen met palissaden, maar als het even kon met een stenen muur, imposante stadspoorten en een brede gracht. Zo had Haarlem aan het einde van de veertiende eeuw een muur van 16,5 meter hoog en een gracht van zo'n 15 meter breed: de stad was wat we nu zouden noemen een gated community. Bij de poorten stonden wachters; het luiden van de Damiaatjes was niet zozeer een herinnering aan de Vijfde Kruistocht, maar vooral een waar schuwing dat de poorten gesloten werden. Men diende dus op tij d binnen te zijn. En 'binnen' wil zeggen: in de eigen gemeenschap, want buiten de stad heerste de willekeur. Het was een wildernis, zo werd vaak door ste delingen geschreven, bewoond door onbeschaafde landlieden, die nau welijks te onderscheiden vielen van de beesten waar ze tussen leefden. De stad was daarentegen een enclave van beschaving, van rechtszekerheid, van orde. En iedereen die naar de stad toekwam werd daar aan herinnerd. Bezoekers die de stad vanaf het Zuiden over het Spaarne naderden, voe ren langs het galgenveld, dat zich aftekende tegen de contouren van de stadspoorten en de Bavo. Dat was een onmiskenbare waarschuwing om die orde niet te verstoren, aangezien de stad daar - letterlijk - korte met ten mee zou maken. Met het verwerven van het stadsrecht sloot een stedelijke gemeen schap zich niet alleen af van het omringende land, maar nam ook de taak op zich om binnen de muren de beschaving op te bouwen. De kern daar van was het handhaven van de orde. Dat klinkt eenvoudiger dan het was. Want naar veler overtuiging viel een gemeenschap slechts te handhaven PIET DE ROOY

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2011 | | pagina 169