In de middeleeuwen lag dat anders. De oude stad was alleen maar toe
gankelijk via een van de stadspoorten. Die werden bewaakt, om vaag volk
buiten de deur te houden en er moest poortersgeld, een soort entreebelas
ting betaald worden.
De Haarlemse stadsmuren liepen aanvankelijk ongeveer op de plaats
van de huidige Gedempte Oude Gracht, maar in de loop van de veertien
de eeuw was er behoefte aan meer ruimte binnen de muren en werden ze
verplaatst naar de Kampervest/Gasthuisvest/Raamvest. Bij de Grote Hout
straat en bij de Kleine Houtstraat kwamen nieuwe stadspoorten: de Grote
Houtpoort en de Kleine Houtpoort.
De Kleine Houtpoort vormde de verbinding tussen wat nu de Kleine
Houtweg en de Kleine Houtstraat is. Deze poort wordt al genoemd in een
opsomming van stedelijke bezittingen uit 1420. De oude poort moest,
vermoedelijk wegens bouwvalligheid, gesloopt worden en kunstschilder
Maerten van Heemskerck werd gevraagd om een nieuwe poort te ontwer
pen. Bouwmeester Pieter Jansen Berckhout voerde het ontwerp uit en in
1571, een jaar voor het beleg van Haarlem (1572-1573) was de poort klaar. In
dat Spaanse beleg heeft de poort meteen zijn diensten kunnen bewijzen.
Hij is er redelijk schadevrij uitgekomen, mede door het feit dat de Haar
lemmers de poort vol hadden gestort met zand, puin en mest. Na het be
leg werd dit alles weer verwijderd en stond de Kleine Houtpoort er weer
schitterend bij.
Het poortgebouw telde drie verdiepingen met daarop een ronde to
ren. Op het hoofdgebouw stond op elke hoek een achtkantige toren en de
voorpoort aan het water werd voorafgegaan door twee kleine torentjes
die dienst deden als steunberen. Aan beide zijden van de poort stond de
zeven meter hoge stadsmuur. Bijna drie eeuwen later, in 1861 besloot de
gemeenteraad de steunberen te slopen. Er kwamen wachthuisjes voor in
de plaats waar gemeentelijke belastingen werden geïnd op goederen en
personen die de stad in of uit gingen.
Eigenlijk wilde het gemeentebestuur de poort wel helemaal kwijt,
want ze vormde een belemmering voor een vlotte doorgang naar de stad.
Door protest van de Koninklijke Academie van Wetenschappen en het
Koninklijk Oudheidkundig Genootschap werd de sloop tegengehouden,
maar dat helaas niet voor lang. De gemeentebegroting voor 1873 zag er zo
zorgwekkend uit, dat men besloot de Kleine Houtpoort te slopen. De ge
meente ontving 2.075,- van J- J- Homan voor de sloopmaterialen die hij
weer goed van de hand kon doen.
Boven op het hoofdgebouw stond een windvaan die na de sloop werd
MARTIN BUSKER 201