in rekeningen niet meer voor. De functiewijziging kan goed de aanleiding
zijn geweest tot het vergroten van het gebouw met een tweede beuk aan
de zuidzijde.
Zoals uit het muurwerk van de zuidgevel al bleek, is er een verschil tus
sen de oostelijke en de westelijke helft van de zuidbeuk. In de kap is dit
ook zichtbaar aan de wisselende opeenvolging van merken, waarmee de
constructiedelen zijn genummerd. Daarnaast zijn op het eerste juk van
de oostelijke helft sporen aanwezig van een houten schotwerk, waarmee
het gebouw tijdelijk werd gedicht. De zuidbeuk is dus in twee fasen tot
stand gekomen, waarvan de oostelijke helft als eerste. Dendrochronolo-
gisch onderzoek maakte het mogelijk hier een datering rond 1580 aan te
verbinden. De westelijke helft is in de jaren negentig van de 15de eeuw ge
bouwd. Sporen op de romp van de toren doen vermoeden dat in de tus
sentijd dit bouwdeel is gerealiseerd en vervolgens de restruimte is inge
vuld.
In de eerste helft van de 16de eeuw wordt de toren voorzien van zijn op
vallende zandstenen bekroning. In de jaren tachtig vindt vervolgens de
verbouwing plaats van de noordbeuk tot woonhuisjes. De enkele bouw-
sporen die hiervan in de noordgevel konden worden waargenomen, wij
zen uit dat de pui bestond uit een groot venster, gecombineerd met de
toegang (afb. 5). Gezien de hoogte van de bovenzijde van het venster zal er
in de woningen een verdieping zijn geweest. Nadat in 1620 eerst de zuid
beuk weer als kerk in gebruik is genomen, wordt na het verwijderen van
de huisjes en het aanbrengen van een nieuw houten gewelfde noordbeuk
in 1638 daaraan toegevoegd.
In historische bronnen wordt melding gemaakt van een verbouwing
in de jaren zestig van de 18de eeuw, waarbij de kerk enige zondagen was
gesloten. Volgens Allan zou het maken van een tribune in de kerk hiervan
4- Gewelfknoppen in het
oostelijk deel van de kap van
de noordbeuk. Links een Ja
kobsschelp, rechts de heilige
Antonius in het vuur met een
varken. Zijn hoofd, de staf en
het boek zijn verdwenen.
216 HAERLEM JAARBOEK 2011