wel', aldus vader Beelaerts. Door tus senkomst van de regiocorrespondent van de Nederlandsche Bank in Amers foort, Van Haselen, dook Frans onder bij boeren in Hoogland. Daar zaten veel onderduikers, want het was een moeilijk bereikbaar gebied voor de Duitsers. In zijn onderduiktijd (1943-1945) ontdekte Frans zichzelf. Hij kwam los van zijn ouders, besefte dat een inge nieursopleiding toch niet zijn hoog ste ideaal was en begon aan opleidin gen gemeenterecht, administratief recht en mo Staatsinrichting met als uiteindelijke doel een functie in het binnenlands bestuur. De hardwerken de boeren in Hoogland en het kinder loze echtpaar Van Haselen, dat zich enorm inzette voor de vele onderduikers in de regio (samen met onder duikers verzorgden Van Haselen en mevrouw Van Reede voedselpakket ten voor het kamp Amersfoort), waren een stimulans voor Frans' ideeën voor zijn toekomst. In augustus 1945 begon hij als volontair op de gemeentesecretarie van de gecombineerde gemeenten Leusden en Stoutenburg, na twee jaar om gezet in een gesalarieerde baan. De gehele gemeenteadministratie moest na de oorlog opnieuw opgezet worden en de 'jonker' op de secretarie kreeg daarin ruim zijn deel. Met afschuw herinnerde Beelaerts zich de ze geltjes voor het z.g. consumentenkrediet, de naoorlogse glasdistributie en de eerste naoorlogse volkstelling, waarvoor ieder huis bezocht moest worden. Verder moesten er veel overlijdensakten worden opgesteld voor opgegraven vermoorde mannen in het 'Kamp Amersfoort', dat onder Leusden ressorteerde. Met Leusdens burgemeester J.K.H. de Beaufort had hij weinig contact, des te meer met secretaris Buining, een groot deskun dige op het gebied van cactussen. Over zijn kennismakingsbezoek bij de burgemeester - een beleefdheidsbezoek dat volgens de etiquette niet lan ger dan 20 minuten mocht duren - herinnerde Beelaerts zich de opmer king van de burgervader bij het vertrek 'Maar mijnheer Beelaerts, hebt U geen hoed?' NECROLOGIEËN 229

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2011 | | pagina 231