ater te Bloemendaal (waaruit o.a. ook de zondagse concerten in het Bloe-
mendaalse gemeentehuis voortkwamen), voorzitter van de Nederlandse
Adelsverenigingpenningmeester van het Haarlemsch Muziekfonds
en van het Fonds voor Onbemiddelde Muziekstuderenden en van kleine
'clubjes' als het Juffrouw Enschedé-fonds (ten bate van behoeftige dames
van protestantse huize). In al deze functies wist hij regelmatig zaken te
regelen voor het goede (culturele) doel.
Hij was o.a. lid van Trou moet Blijcken, van de Rotaryclub Haarlem,
van het Jacobsgilde, van het Dinsdagavondgezelschap en directeur
van de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen. Uit
hoofde van zijn functie kon Beelaerts in vele besturen waardevolle advie
zen en bijdragen leveren en vaak ook daadwerkelijke hulp verlenen. Als
voorbeelden mogen worden genoemd de actie 'Polio de wereld uit' van
de Haarlemse Rotary en de organisatie van het 250-jarig bestaan van de
Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen. Toen in 1989 het twee
honderdjarig bestaan van Paviljoen Welgelegen, het Noord-Hollandse
Provinciehuis, werd herdacht was Beelaerts medeorganisator van de ten
toonstelling en het toen verschenen boek: Paviljoen Welgelegen 1789-1989.
Door zijn werkzaamheden als kabinetchef kwam Beelaerts regelmatig
op Paleis Noordeinde. Het was dan ook geen grote verrassing toen hij in
1985 gevraagd werd de functie van Kamerheer van Hare Majesteit de Ko
ningin te gaan bekleden. Tot zijn zeventigste in 1991, was hij als zodanig
werkzaam.
Dit alles leverde hem uiteraard een aantal binnen- en buitenlandse on
derscheidingen op waarvan wij het Erekruis in de Huisorde van Oranje,
het Officierschap in de Orde van Oranje-Nassau en de zilveren penning
van de provincie Noord-Holland noemen. Naar aanleiding van staatsbe
zoeken kreeg hij ook Belgische, Luxemburgse, Duitse en Portugese on
derscheidingen. Verder was hij erevoorzitter van het Historisch Museum
Haarlem, de opvolger van het Historisch Museum Zuid-Kennemerland.
Bovenstaande tekst schreef ik in 2005 op verzoek van Beelaerts na en
kele gesprekken met hem, want zijn leven lang was hij gewend te 'regis
seren'. Evenals een aantal andere vrienden wist ik dat er nog een andere
kant van zijn leven was, te weten zijn seksuele geaardheid. Beginjaren '80
had hij mij hierover veel verteld, omdat hij, terecht, meende mij daarmee
te kunnen helpen in mijn eigen situatie. In zijn tweede levensbericht in
onze Rotaryclub in 1998 was hij ook tegenover de leden van de club vrij
open geweest hierover en had onder meer verteld over zijn vader-zoon re
latie met Pier Terwen, een relatie die al enkele decennia bestond. Maar, zo
NECROLOGIEËN