geen grenzen kende. Als het Noordzee College geen onderdeel uit was gaan maken van Dunamare Onderwijs Groep, zou het heel moeilijk ge weest zijn om enige andere reden te vinden voor een afscheid. De penning van verdienste mocht Jan de Bruin indertijd ook in ont vangst nemen vanwege zijn grote en langdurige maatschappelijke inzet. Naast zijn functies in het onderwijs was hij in Haarlem en omgeving ook bestuurlijk actief in de gezondheidszorg en cultuur. Als regent van het St. Elisabeths of Grote Gasthuis droeg hij bij aan het ingrijpende fusiepro ces tot wat nu het Kennemer Gasthuis heet. Hij zat ook in besturen van instellingen in de geestelijke gezondheidszorg in Kennemerland. Hij was voorzitter van het Noordhollands Philharmonisch orkest en de Stichting Elisabeth van Thiiringenfonds en hij was lid van het bestuur van het Mu ziekcentrum Zuid-Kennemerland. Groot was ook zijn betrokkenheid bij de Grote of St. Bavokerk. Hij groeide op in de sfeer van de Gereformeerde Bond, de rechtervleugel van de toenmalige Hervormde Kerk. Volwassen geworden heeft hij zich daar van losgemaakt en samen met zijn vrouw vond hij in Haarlem zijn geeste lijk thuis in de hervormde wijkgemeente Centrum. Heel lang maakte hij met grote inzet deel uit van de commissie, die de zomeravonddiensten in de Grote of St.-Bavokerk organiseert. Dat het thema Oecumene in die diensten tot de oogmerken behoorde en behoort zal daar niet vreemd aan zijn geweest. Zijn liefde en zijn gave voor het onderwijs kwamen hem goed van pas toen hij zich in 1982 aanmeldde bij de Werkgroep rondlei ders van de Vereniging Vrienden van de Grote Kerk. Dat heeft hij bijna 30 jaar volgehouden. Hij was trots op het middeleeuwse bouwwerk en kon met passie vertellen over de zeven eeuwen dat het kerkgebouw in het bijzonder op hoogtijdagen een ontmoetingsplaats voor de hele stadsbe volking was en in tijden van nood een toevluchtsoord. Tot op zeer hoge leeftijd beklom hij de wenteltrappen en het was hem een eer om de be zoekers ook de zolders en de toren te laten zien. Kerkgangers zowel als rondleiders beoordeelden zijn beminnelijkheid en wijsheid als een opval lende eigenschap. Zijn beminnelijkheid uitte zich in aandacht, interesse en hartelijkheid. Dat was nooit een eenrichtingsverkeer. Hij voorzag dat het onderhoud van de monumentale kerk voor de kerkelijke gemeente op den duur een financiële last ging vormen. Op vergaderingen waar dit soort zaken of meer persoonlijke kwesties werden besproken kon hij goed luisteren en als dan iedereen zijn woordje gedaan had en er nog onduide lijkheid of geharrewar overbleef kwam hij vaak met een heldere analyse en oplossing. 234 HAERLEM JAARBOEK 2011

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2011 | | pagina 236