en ergerlijk, maar het leverde altijd inhou
delijk scherpe en interessante discussies
op. Wiek hield een ethische benadering
van zijn vak in ere die ten gevolge van de
verzakelijking en vercommercialisering
in de bouwwereld al lang uit de gratie
is geraakt. Zijn gedachtegoed werd ge
vormd door de aanname dat de architect
een grote mate van verantwoordelijkheid
heeft in het bouwproces en dat hij te allen
tijde rekenschap dient af te leggen van het
eindresultaat. Niks je verschuilen achter
de brede rug van de opdrachtgever. Nooit
de schuld geven aan perfide economische
of politieke machten - je staat voor wat je
doet.
Wiek werd in 1936 geboren in Utrecht,
maar bracht een belangrijk deel van zijn
jeugd door in Zeeland, waar het gezin Röling, dat vijf kinderen telde, tij
dens de bezetting een huis in Domburg bewoonde. Na de oorlog betrok
ken de Rölings het landgoed Groenestein in de stad Groningen, waar
Wieks vader, B.V.A. (Bert) Röling, hoogleraar was aan de universiteit.
Bert Röling was jurist en volkenrechtdeskundige. Vanwege zijn engage
ment met het internationaal strafrecht trad hij van 1946 tot 1948 namens
Nederland op voor het zogeheten Tokio-tribunaal, dat de Japanse oor
logsmisdadigers berechtte. Bert Röling gold vanwege zijn antikoloniale
opvattingen en uiterst kritische benadering van kernbewapening als een
vrije geest. Regelmatig kwam hij in aanvaring met vakgenoten en de Ne
derlandse regering. Deze rebelse eigenzinnigheid ging op Wiek over.
In het gezin Röling bestond veel aandacht voor kunst en muziek. Wiek
leerde dwarsfluit spelen, maar zijn hart verloor hij aan de architectuur.
Hij vertrok naar Delft waar hij zich inschreef aan de Technische Hoge
school. De architect in spe nam het hier op tegen de gevestigde orde, zij
aan zij met medestudenten als Izak Salomons, Moshe Zwarts en Gerrit
Oorthuys. Ze vonden dat het functionalisme veel te weinig aan bod kwam
op de opleiding en richtten een eigen tijdschrift op, Delftse School, dat
bijdroeg aan de kennis van het functionalisme in Nederland.
Een opvallende eigenschap van Wiek was dat hij een buitengewoon
grote belangstelling had voor oude steden en historische bouwkunst. Dit
240 HAERLEM JAARBOEK 2011