Even dreigden alle plannen niet door te kunnen gaan. Men had name
lijk vernomen dat op de landerijen gelegen aan het Molenpad een servi
tuut zou rusten waarbij vrij uitzicht op de duinen werd verzekerd. Dit
pad bevond zich aan de noordzijde van het door het Bisdom aan te kopen
perceel grond. Onderzoek naar het bestaan van een dergelijk servituut le
verde echter niets op.
Maar om in de Veenpolder te kunnen bouwen moest, zoals gezegd,
eerst het windrecht opgeheven worden en vervolgens de poldermolen
worden afgebroken. Daarom richtten de Regenten van het eg en andere
eigenaren van percelen grond zich per brief - gedateerd 2 juni 1894 - tot
het bestuur van de polder met het verzoek om het windrecht op te hef
fen.34' Zij deden dit verzoek omdat ten westen van de oude stad steeds
meer huizen werden gebouwd (Leidsebuurt) en zij serieuze verzoeken
hadden ontvangen om grond te verkopen, die binnen de cirkel lag. De
eigenaren konden hun grond echter niet verkopen vanwege het van toe
passing zijnde windrecht en hierdoor leden zij grote financiële schade.
De indieners van het verzoek zegden toe dat wanneer het bestuur van de
Veenpolder vóór 1 januari 1895 het windrecht zou opheffen zij 45.000,-
ter beschikking stelden voor de bestrijding van de kosten en het verplaat
sen van het 'bemalingswerktuig', zijnde de Veenmolen. Met deze toezeg
ging wilden de indieners waarschijnlijk enige druk op het polderbestuur
uitoefenen om de zaak te bespoedigen. Het Bisdom Haarlem zegde ook
toe bij te dragen aan de kosten van de verplaatsing van de molen met een
bedrag van 5.000,-.35' Als potentiële koper lijkt ook het bisdom op deze
manier druk uit te oefenen om zo de voortgang van de plannen te bespoe
digen. Ingelanden en bestuur van de Veenpolder gingen op 25 juni 1894
accoord met het verzoek omdat zij inzagen dat zij het gebied uiteindelijk
toch zouden moeten opgeven omdat de druk om dit deel van de polder te
bebouwen zou toenemen.36'
Hiermee was het lot van de Veenmolen bezegeld. Na ca. 260 jaar zijn
werk te hebben gedaan werd deze verkocht en afgebroken. Ter vervan
ging van de molen werd meer naar het zuiden, aan de Munterslaan, een
nieuw stoomgemaal gebouwd. In dezelfde vergadering van 25 juni ging
het polderbestuur ook akkoord met een verzoek van de Regenten van het
eg (d.d. 18 juni 1894) om na afbraak van de molen de grond waarop deze
stond, eigendom van de polder, aan het eg te verkopen (Kadastraal Haar
lem, Sectie F no. 158, groot 1 are 86 centiare). Daar uit een uitgevoerd na
der onderzoek bleek dat een deel van het molenerf al in bezit was van het
eg werd de grond voor 375,00 aan haar verkocht.37'
ANDRÉ NUMAN
23