verwacht om hun instructies af te wachten. Wanneer hij niet thuis was
moest er altijd iemand bij hem in huis weten waar hij te vinden was. Bij
iedere reis naar Den Haag ging er een geldkist mee en de bode beheerde
de voorschotkas voor kleine uitgaven en noteerde de aanwezigheid van
de afgevaardigden. Hij bracht na de dagvaart de onkostenvergoeding bij
de afgevaardigden thuis. Hij begeleidde de afgevaardigden als ze naar
de vergadering van de Staten gingen en haalde ze na afloop ook weer af.
Daarbij zal hij het teken van zijn waardigheid, de bos, wel gedragen heb
ben zodat iedereen kon zien wie daar over straat liepen.
De bode was vooral verantwoordelijk voor de contacten met de kaste
lein, was de eerst aangewezen persoon om de voordeur te openen als er
gebeld werd, vooral als de knechten in de vroege morgen bezig waren met
de kleren en pruiken van de heren. Binnenshuis was hij de baas over de
eventueel aanwezige knechten van de afgevaardigden en beheerde hij ook
de wijnkelder, zonder daarvan zelf iets te gebruiken of aan de knechts te
geven. Hij was in de buurt van de eetkamer als daar gegeten werd en luis
terde of hij gescheld werd. Als er glazen uit het buffet in de eetkamer wa
ren gebruikt was het de taak van de reizende bode om die om te spoelen
en met een schoon servet af te drogen.
Hij was in eerste instantie verantwoordelijk voor de melding van
noodzakelijke reparaties aan het meubilair in logement en stadsjacht.
Het aannemen van geschenken was hem streng verboden.
Instructie voor de kastelein
De instructie voor de kastelein stamt pas uit 1739 toen de stad Haarlem
naar een pand aan de Korte Vijverberg verhuisd was en vertelt ons veel
over de gang van zaken in dit tweede logement.13' Het meeste daaruit zal
ook eerder hebben gegolden.
Het eerste artikel van de instructie zegt dat de kastelein en zijn vrouw
bekwaam moesten zijn en vooral hun vak wat de keuken betrof goed
moesten verstaan. De maaltijden waren duidelijk van groot belang. Alle
voorwerpen die tot een welgereguleerd huishouden behoorden moesten
de kastelein en zijn vrouw leveren en in het bijzonder alles dat voor de
keuken nodig was alsmede het linnengoed van de tafels en de bedden. Zij
hielden het huis voor hun eigen rekening schoon en verzorgden ook het
meubilair en het zilver van de stad.
Om daarop te kunnen toezien, was er een inventaris van het stadsbe-
zit, waarop iedere wijziging moest worden aangetekend. Eén keer per
JAAP TEMMINCK