Het tweede logement
In het begin van de 18de eeuw werd het logement aan de Lange Houtstraat
bouwvallig. De onderhoudskosten van dit pand liepen te veel op en de
gedeputeerden ter dagvaart kregen de opdracht om uit te zien naar een
ander pand. Er bleek een woning aan de Korte Vijverberg te koop te zijn,
tegenover het Mauritshuis en naast het huis van de Haagse burgemees
ter Schuylenburch, op ruim 100 meter afstand van de vergaderruimte
van de Staten van Holland. Het pand was eigendom van de Vrijvrouwe
van Renswoude. Na lange onderhandelingen werd het huis gekocht voor
56.000 gulden. De verkoopakte aan de stad Haarlem werd op 16 decem
ber 1732 verleden. Bij een inspectie van het huis werd overeengekomen
dat een aantal schilderijen, met name schoorsteenstukken, mede konden
worden overgedragen. Dat kostte 4000 gulden extra. Het oude logement
werd verkocht voor 11.000 gulden aan de tinnegieter Jacobus van Bas
ten.16'
Het nieuwe logement was een enorm en chique pand, duidelijk be-
stemd om voortaan de belangrijkheid van Haarlem boven de andere ste
den uit te stralen. Het was in 1635 gebouwd door Gerrit Maes. Boven het
verwulfde onderhuis bestond het gebouw uit drie verdiepingen plus de
zolders. Het had een breedte van negen engelse ramen. Daarmee was het
twee ramen breder dan het Amsterdamse logement aan het Plein. De in
gang op de eerste verdieping was bereikbaar over een bordes van negen
treden waarop twee lantaarns stonden. Ter vergelijking: het Haarlemse
stadhuis heeft een bordes van veertien treden. Bovenin het huis was een
torentje met een omloop. Voor de bibliotheek was er een eigen ruimte.
In de Doelstraat terzijde was bovendien een koetshuis en op de grote
binnenplaats waren stallen voor paarden. Waarschijnlijk was het pand
voor Haarlem veel te groot maar het oog wil ook wat. Over het gebruik
van een eigen koets en paarden is niets bekend. Wel vinden we af en toe
uitgaven voor de huur van een koets bij bepaalde gelegenheden. Ook
werd bij slecht weer een koets gehuurd om de heren naar de vergaderzaal
van de Staten te rijden. Op de binnenplaats werd later een bloementuin
aangelegd die voor vijftig gulden per jaar door een tuinman werd ver
zorgd. Dit onderhoud hield in 1754 bij een bezuiniging op.17' Er was ook
een afdakje voor een bagagewagentje dat gebruikt werd voor het trans
port van de bagage van de heren van en naar het stadsjacht.
Met de aanschafkosten van dit pand was men er niet. Allerlei metse
laars, timmerlieden, slotenmakers en andere ambachtslieden in Den
JAAP TEMMINCK