nodigde hout4', de beeldsnijder Christiaen Boumans versierde het schip
voor 280 gulden5' en Matheus Pelcum schilderde het schip en verguldde
het deels. Zijn rekening bedroeg 252 gulden.6' Zo liepen de kosten van het
jacht op tot 1302 gulden. Bastiaen Allerts leverde in dat jaar ook een trek
schuit voor de gewone dienstregeling a 474 gulden.7' Dat geeft een duide
lijk verschil in luxe aan. In Den Haag werd bovendien voor het onderdak
brengen van het jacht een jachthuis gebouwd.8'
Voor het varen van het schip van Haarlem naar Leiden werden schip
pers van het Leidse Veer ingehuurd. Daarbij werden voor dit traject twee
paarden gebruikt. Voor het traject Leiden-Den Haag was maar één paard
nodig en werd een vaste schipper aangesteld. Deze schippers waren ook
verantwoordelijk voor het onderhoud van het jacht.
Deze vervoersregeling duurde tot 1748. In dat jaar probeerde het stads
bestuur te bezuinigen op de reiskosten van de gedeputeerden naar Den
Haag. Daarom werd besloten om de gehuurde schippers op te zeggen en
voortaan een eigen kapitein en knecht te benoemen. Ook de vaste schip
per tussen Leiden en Den Haag zag zijn functie verdwijnen. Maar die was
al tachtig jaar oud en had een slecht gezichtsvermogen waardoor onder
weg danger dreigde. Hij was al vijftig a zestig jaren in stadsdienst geweest
en kreeg daarom een pensioentje.9' Bij een volgende bezuiniging in 1754
verviel van oktober tot mei één van de twee trekpaarden op het eerste tra
ject. Alleen in de zomermaanden zou wegens de dan lage waterstand met
twee paarden gevaren worden.10'
Steeds een nieuw stadsjacht
In 1689 was het schip na dertig jaar trouwe dienst aan vervanging toe. De
kosten van het nieuwe stadsjacht bedroegen nu ruim 2445 gulden, waar
onder uitgaven voor schrijnwerk, ijzerwerk en koperslager, glaswerk,
houtsnijwerk, zeildoek en leer en de slotenmaker.11' De bouwer van het
schip schijnt Harman Jansz. Bruyn te zijn. Hoe luxueus dit schip moet
zijn uitgevoerd blijkt als men tegelijkertijd ziet dat de bouw van twee
nieuwe gewone trekschuiten in hetzelfde jaar samen 1268 gulden hebben
gekost.12'
De houdbaarheid van een stadsjacht lijkt rond de dertig jaren te lig
gen. Dus moet er omstreeks 1720 weer een stadsjacht op de helling heb
ben gelegen. Dat gegeven is echter niet gevonden. Wel werd in 1756 op de
werf van de Admiraliteit van Amsterdam een nieuw stadsjacht gebouwd
waarvan de kosten ruim 8144 gulden bedroegen. Dat was meteen een goe-
JAAP TEMMINCK