De reizende bode
Bij de opkomst van de vroedschap als stadsbestuur deed ook een nieuw
soort boden zijn entree in het stadhuis. Zij waren vooral belast met het
overbrengen van documenten en berichten naar andere steden. In 1420
had Haarlem twee vaste boden in dienst, Jan van Necht en Gijse van Lis.
Zij bezorgden niet alleen documenten maar werden er ook op uit ge
stuurd om buskruit te kopen. Het werden de reizende boden genoemd.
Zij hadden vrije toegang op trekschuiten en veerponten of in diligences.
Haarlem stuurde in de 16de en 17de eeuw ook afgevaardigden naar de
Statenvergadering in Den Haag, waar de Hollandse steden stemrecht
hadden. In het artikel over het Logement van Haarlem in Den Haag in
dit jaarboek beschrijft Jaap Temminck de rol van de reizende bode bij die
reizen en het verblijf in Den Haag.5' Men was daar een groot aantal dagen
van het jaar. Daarom schafte Haarlem zich ook een eigen logement in die
stad aan.
De boden gingen altijd mee met de trekschuit naar Den Haag en had
den een belangrijke rol tijdens het verblijf. Ze voerden overleg met de
kastelein van het logement over het logies, verrichtten diensten voor de
afgevaardigden en beheerden de wijnkelder. Zij hielden toezicht op de
knechten die de afgevaardigden vergezelden. Zij moesten zwijgen over
wat hen in het logement of onderweg ter ore kwam. Discretie is altijd een
eigenschap van de boden gebleven. Om te laten zien welke functie zij had
den droegen zij de bodebus als onderscheidingsteken. Zij werden aanvan
kelijk per reis betaald.
De roededragende gerechtsboden verdwenen toen in de Franse tijd
de rechtspraak aan de schepencolleges werd onttrokken en er een nieuw
rechtssysteem werd ingevoerd.
De reizende boden raakten hun taak kwijt bij het ontstaan van betere
wegen en post- en diligencediensten. Zij zijn de voorgangers van de breed
inzetbare gemeenteambtenaar in de faciliterende sfeer die we nu in het
stadhuis tegen komen. Het door hen dragen van een bodebus bij bijzon
dere gelegenheden geeft de band aan met reizende boden van weleer.
De bodebus
Van de oudste Haarlemse bodebussen als insigne is niet veel bekend. Wel
weten we dat Jan van Bouchorst in 1624 drie ontwerpen maakte, waar
schijnlijk ter vervanging van een ouder exemplaar. Het stadswapen en de
JAAP POP