Het Fundatiehuis is voor een
kind een fantastische plek om op te
groeien: Veel kamers, drie zolders en
het daarnaast gelegen museum met
wonderlijke instrumenten en fossie
len gaven veel speelruimte en de ou
ders boden hun kinderen grote vrij
heid. Teylers was een oase van rust.
Het was een plek 'waar mensen on
geacht rang en stand samenleefden'.
Daar waren geen sociale of politieke
conflicten, maar er was ook weinig
betrokkenheid bij partijpolitieke
ontwikkelingen.
Van de museumhulpen leerde Jan
timmeren en veel technische vaar
digheden. In het atelier van zijn va
der leerde hij tekenen en het begrij
pen van tekeningen, met zijn broer
bouwde hij radio's en klom hij via de
sterrenwacht op het dak van het museum om antennes te bevestigen. Met
zijn zusje filosofeerde hij.
Op de hbs-b aan de Zijlvest speelde hij cello in het schoolorkest en
deed hij mee in de toneelclub. Daarbuiten hockeyde en tenniste hij. Bij
zijn eindexamen sprak Jan dankzij zijn vroeger verblijf in Zwitserland
vloeiend Duits en Frans. Voor zijn belangstelling voor Duitse literatuur
schaamde hij zich later een beetje.
Bij de beroepskeuze wilde hij het liefst kunstenaar worden maar zijn
vader hield hem uit eigen ervaring voor dat daarmee geen droog brood
te verdienen viel. Daardoor werd de keuze bouwkunde in Delft waar hij
in 1939 werd ingeschreven. Hij kwam in een goede jaarclub terecht die al
gauw een eigen huis huurde aan de Oude Delft 12. Van studie kwam in het
eerste studiejaar vaak niet zoveel terecht en aan de vrolijke uitbundig
heid van het studentenleven kwam een einde door de Duitse inval op 10
mei 1940. In die oorlogsdagen werkte Jan als vrijwilliger bij een ehbo-
post in de buurt van Delft.
Bij de studenten in Delft bestond vanaf het begin van de Duitse inval
sterk verzet tegen de Duitsers. Twee clubleden van Jan overleefden de
oorlog niet. Jans eerste contact met de Duitsers dateert uit voorjaar 1941.
NECROLOGIEËN 203