der microfilms. In zijn vrije tijd volgde hij beeldhouwcursussen bij Pa-
quet en aan de Académie des Beaux Arts en leerde hij brons gieten.
Bij het uitvergroten van de films kwam hij ook de suggestie tegen om
de levensmiddelendistributie in Nederland te saboteren door de drukke
rij waar de distributiebonnen werden gemaakt te bombarderen. Maar dat
gebeurde bij de firma Enschedé in Haarlem! Een precisie bombardement
was toen nog onbekend. Bij een bombardement zou het hele centrum van
Haarlem verwoest zijn, waar toen nog veel mensen woonden en boven
dien Teylers Museum en het woonhuis van zijn vader gevaar liepen. Het
advies naar Londen was negatief en het bombardement heeft nooit plaats
gevonden.
De Zwitserse weg duurde tot de invasie in Normandië, waardoor de
verbindingen korter werden. November 1944 stapte Jan over naar de geal
lieerde troepen. Als tolk was hij betrokken bij de verovering van Schou-
wen-Duiveland. Eind mei 1945 zag hij zijn vader en broer weer terug. Mei
1946 werd hij gedemobiliseerd.
Een terugkeer naar Delft zat er niet meer in. Jan, intussen erkend als
ancien combattant de la résistance, kreeg een franse beurs voor de Acadé
mie des Beaux Arts te Parijs en ging daarna naar de Vrije Academie aldaar.
Zijn docenten waren Gaumont en Saupique. In 1948 keerde Jan terug naar
Nederland en ging hij zijn oud geworden vader assisteren. Hij betrok het
atelier aan de Bakenessergracht. Toen zijn vader in 195178 jaar oud over
leed werd Jan adjunct-conservator en ging hij weer in het Fundatiehuis
wonen. Na het vertrek van de hoofdconservator prof.dr I.Q. van Regteren
Altena in 1973 werd Jan conservator. Hij maakte de moeilijke jaren mee
waarin het vermogen van Teylers Stichting onvoldoende werd voor het
onderhouden en uitbreiden van het museum.
Het Teylers Museum van 1951 en volgende jaren is niet te vergelijken
met dit museum nu. Het museum was nog niet naar buiten gericht maar
naar binnen. De kastelein was niet de zelfstandige directeur van tegen
woordig. Hij was afhankelijk van het bestuur van de stichting en die had
een toenemend geldgebrek. Een ruimte voor tijdelijke tentoonstellingen
was er nauwelijks en omdat zulke tentoonstellingen weinig werden geor
ganiseerd had de kastelein veel tijd over voor zijn eigen werk, in dit geval
het beeldhouwen. Zijn taak in het museum was vooral het organiseren en
in stand houden van de dagelijkse gang van zaken en dat was soms moei
lijk omdat er bij pensionering van een personeelslid geen geld meer was
voor een opvolger. De taak van de kastelein bestond vooral ook uit het
helpen van een bezoeker die uit de grote tekenverzameling een exemplaar
NECROLOGIEËN 205