Op zoek naar de stadsobligatie 1804 als familiebezit
De stadsobligatie die in dit artikel centraal staat is overerfd familiebezit,
omweven met romantische verhalen. Mijn vader nam aan dat de stads
obligatie direct na de emissie daarvan in 1804 in het bezit van de familie
was gekomen. Een lid van de familie Bender, een aangetrouwd geslacht
van de Koppens, zou de obligatie toen hebben verworven. Dit bakkersge
slacht had de roep 'geld te hebben'. Ik zal in mijn onderzoek nagaan of de
overlevering over de provenance van de obligatie met de historische wer
kelijkheid overeenkomt. Iedere familie zal immers, zo vermoed ik, wel
enigszins lijden aan het fenomeen van de 'invented tradition'.
Bij mijn zoektocht naar de juistheid van de traditie verlaat ik mij in
belangrijke mate op ons familiearchief. Daarin zijn tal van boedelbe
schrijvingen en testamenten, opgemaakt bij rouwen en trouwen, opge
nomen.27' Ook een beperkt aantal persoonlijke aantekeningen, brieven
en zakelijk-administratieve bescheiden is daarin te vinden. Sluitend is
ons familiearchief zeker niet, en op orde nog veel minder, maar het geeft
wel een aardige indruk van 'het hebben en houden' van mijn voorvaderen.
Waar de archiefstukken helaas zo goed als géén informatie over geven
is waaróm mijn voorouders dingen deden of bepaalde besluiten namen.
Het is daardoor moeilijk zicht te krijgen op wat hen dreef en welke waar
den zij in hun leven belangrijk vonden. Soms echter schemert er toch iets
van meer persoonlijke aard in de doorgaans zo officieel getoonzette fa
miliedocumenten door. Verder verlaat ik mij op de familieverhalen waar
(vooral) mijn vader mij vroeger op vergastte, en op persoonlijke herinne
ringen. Oral history en eigen geheugen dus. Een potentieel niet onproble
matische combinatie, zo is mij bekend.
Abraham Bender 1/63-1848
Mijn verhaal start bij de familie Bender, Haarlemse broodbakkers van
oudsher. De Koppens zijn door een huwelijk daaraan verwant (zie het
vereenvoudigd familieoverzicht). De eerste persoon waar ik naar kijk is
Abraham Bender, geboren in 1763. Abraham lijkt in zijn jonge jaren de pa
triottische idealen toegedaan want in 1794 was hij lid van één van de pa
triottische volksclubs. Hij bekleedde daarin de functie van Adjunct, d.w.z.
van plaatsvervangend leidinggevende.28' Kennelijk besluit Abraham eind
1801 zich te settelen. Dat werd ook wel eens tijd, want hij was inmiddels
38 jaar oud. Een vergeeld exemplaar van de in ons archief opgenomen
Oprechte Haarlemsche Courant van 17 december 1801 laat mij weten dat
HANS KOPPEN 107