anekdotische van het (financiële) leven van een Haarlemse familie, en de
achtergronden van een Haarlemse stadsobligatie?
Ten eerste: precaire overheidsfinanciën zijn van alle tijden, en de geld
huishouding van de gemeente Haarlem maakt daar geen uitzondering op.
Zeker rond het jaar 1800 was de financiële situatie van de stad uitermate
nijpend. De onheldere politieke situatie, sterk teruggelopen stedelijke
economie en wijd verbreide armoede in Haarlem waren daar de belang
rijkste oorzaken van. Haarlem heeft zich echter creatief getoond in het
zoeken naar een financieringsvorm voor de stedelijke armenfondsen. De
stadsbestuurders kozen voor een extra belastingheffing voor beter gesi
tueerde burgers buiten de gebruikelijke wegen om. Met als 'tegenpresta
tie' dat die belastingbetaler, in ruil voor het door hem verplicht afgedra
gen geld, een obligatie verwierf die ooit kon worden afgelost, waarmee
hij zijn belastinggeld zou terugkrijgen. Kom daar tegenwoordig eens om!
Ten tweede: wat mij opviel was hoe substantieel en breed gespreid de
effectenportefeuilles waren binnen het middenstandsmilieu van mijn fa
milie. Op zich zijn daar wel redenen voor te bedenken. In een tijd dat er
geen banken waren zoals wij die kennen moesten zij toch érgens met hun
niet direct voor gebruik benodigde geld heen, al was het maar als appel
tje voor de dorst of als pensioenvoorziening voor later. Gedeeltelijk hiel
den zij kapitaal aan in baar geld. Maar ook omzetting in zilveren sieraden,
luxe gebruiksvoorwerpen en dito meubilair was gangbaar - de boedel
beschrijvingen in het familiearchief getuigen daarvan. Daarnaast waren
zij echter aangewezen op het opbouwen van een effectenportefeuille. De
samenstelling van die effectenportefeuilles, zowel van de Benders als van
de Koppens, week, voor zover ik daar uit boedelbeschrijvingen een in
druk van heb gekregen, niet af van wat in Nederland in de negentiende
eeuw gebruikelijk was: veel veilige, vastrentende overheidsobligaties.65'
Wat dat betreft paste de Haarlemse stadsobligatie van 1804 wel in hun
risicomijdend beleggingsprofiel. Maar dat de reden van aanschaf in 1921
van dit naar waarde minimale effectenpapier zeer waarschijnlijk een an
dere was dan het veilig wegzetten van geld, beschreef ik hierboven.
Maar er is nog iets waar dit onderzoek mij, ongezocht en als in een
oogwenk, aanleiding toe heeft gegeven. Het betreft een persoonlijke er
varing, misschien kan ik wel beter zeggen: confrontatie, met de obliga
tie. Uiteraard heb ik de obligatie tijdens het onderzoek herhaalde malen
in handen gehaden opeens was het document mij 'als een venster naar
het verleden'. Eén van die confrontaties met de obligatie - met zijn ken
merkende 'touch and feel' en de wat muffe geur die eromheen hangt, de
HANS KOPPEN