De vraag die ik daarom in dit artikel onderzoek is, hoe het deze vrouw
wél lukte om als bordeelhoudster te overleven in Haarlem, terwijl de ene
na de andere collega in de jaren zeventig van de negentiende eeuw de stad
verliet of toch ten minste het bordeel sloot. Om een antwoord te vinden
op deze vraag, maak ik een vergelijking tussen de levensloop van Winke
laar-Hermans en haar 'concurrenten'. Zo kan achterhaald worden welke
factoren van invloed waren om een bordeel succesvol te leiden. Voordat
ik daar echter op in ga, moeten ook de kaders helder zijn waarbinnen de
bordeelhouders zich konden bewegen. Daarom ga ik eerst in op het pros-
titutiebeleid van de gemeente Haarlem en de toepassing van de regels in
de dagelijkse praktijk.
De verordeningen op de huizen van ontucht
Prostituee en bordeelhouder waren in de negentiende eeuw legale be
roepen. De Fransen waren verantwoordelijk voor de legalisering van de
prostitutie in Nederland aan het begin van de negentiende eeuw. Door
de prostituees te registreren en periodiek te controleren op geslachts
ziekten, hoopten ze besmetting onder de eigen soldaten te voorkomen.7'
Het leger was namelijk een belangrijke afnemer van de diensten die deze
vrouwen aanboden. Met het vertrek van de Fransen in 1813 bleef het sys
teem van legalisering en medische controles bestaan. In tegenstelling
tot de Franse aanpak, werd de regelgeving op dit gebied niet meer bij de
centrale overheid, maar bij gemeenten gelegd. Haarlem had al in 1838 een
dergelijk reglement ingevoerd.
Vanaf de jaren vijftig in de negentiende eeuw was het beleid op de
Haarlemse prostitutie een onderdeel van de lokale politieverordeningen
die om de vijf jaar geëvalueerd werden.8' Voor het liberale gemeentebe
stuur vormden de bordelen tot in de jaren negentig echter geen belang
rijk discussieonderwerp en daarom blijft de inhoudelijke strekking van
de verordeningen in deze stad tot ongeveer 1893 gelijk.9' Zo werd onder
andere vastgelegd waar bordelen zich mochten bevinden. De panden
die ervoor in aanmerking kwamen, mochten bijvoorbeeld niet aan 'ene
hoofd- of voorname straat of op zodanige gracht of plein binnen deze
stad' gevestigd zijn. Ook in de buurt van scholen, kerken en andere open
bare gebouwen was een dergelijk huis niet welkom. Besloot de eigenaar
van een bordeel binnen de gemeente te verhuizen, dan moest dat bij de
burgemeester aangevraagd worden en volgde een inspectie door de poli
tie om na te gaan of het nieuwe adres voldeed aan de regels van de ver-
WILMA VAN DEN BRINK