gen om mee samen te werken, maar in feite werden de activiteiten van de vereniging noodgedwongen verlegd naar de stad. De leden van 'Verfraaiing' - het aantal varieerde tot 1920 tussen ruim 500 en 650 - leken, althans volgens Peereboom, uitsluitend lid te zijn van wege de gratis wandelmogelijkheden op de buitenplaatsen en in de dui nen. Ook het organiseren van muziekavonden en tentoonstellingen leid den niet tot de gewenste toename van nieuwe inwoners. Deze activiteiten waren niet voldoende gericht op de tweede doelstelling, het bevorderen van het vreemdelingenverkeer. Peereboom schreef in 1899 een artikel waarin hij zijn zorgen uitte dat de 'categorie van menschen, die kunnen wonen waar ze willen en die veel geld verteren', niet weten hoe Haarlem verbeterd is door 'een goede tram, een mooie waterleiding, mettertijd goedkooper gas.' Andere gemeenten zoals Nijmegen, Groningen, Apel doorn en Arnhem gaven keurige reclameboekjes uit. Hier lag een taak voor 'Verfraaiing'.26' Of het bestuur oog had voor deze kritiek is echter maar de vraag. Er werd op dat moment nog geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen het aantrekken van welgestelde nieuwe inwoners, waar de gemeente financi eel voordeel van had, of het aantrekken van toeristen waar de Haarlemse middenstand profijt van had. 'Verfraaiing' schreef in het Jaarverslag over 1901 dat veel zaken, die tot verfraaiing of het bevorderen van het vreem delingenverkeer konden leiden, buiten haar bevoegdheid vielen zoals het aanleggen van plantsoenen, het verharden van wegen en 'het waken tegen ontsiering door lompe aanplakborden, door leelijke huizen en smakelooze tuinen, door het bederven van fraaie uitzichten.' Volgens 'Verfraaiing' zou het verfraaien bijna vanzelfsprekend tot toename van vreemdelingen leiden. Zo was er de kwestie van het doortrekken van de stoomtram naar de Paviljoenslaan in de Haarlemmerhout. Het bestuur achtte dit in strijd met verfraaiing, terwijl het toch het gemak van de bezoekers zou bevor deren en dus gunstig was voor het vreemdelingenverkeer. Peereboom oordeelde: 'Men kan zeggen dat de Vereeniging in dit geval de 'ver fraaiing' vooropgezet heeft en het 'vreemdelingenverkeer' achter de bank heeft geschoven.' Hij meende dat het bevorderen van het vreemdelingen verkeer door meer 'rechtstreeksche middelen' gedaan moest worden.27' De kritiek van Peereboom op het functioneren van 'Verfraaiing', waar hij zelf nog steeds lid was van de Commissie van Bijstand, nam toe in 1904 toen hij forse aanmerkingen had op het Jaarverslag over 1903. In het ver slag 'wordt opgesomd wat de vereeniging in 't afgeloopen jaar zooal niet ANJA KROON

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2013 | | pagina 163