nieuw imago.37' Een voorzichtige aanzet daartoe voor Haarlem gaf Peere boom in een beschouwend artikel in Haarlem's Dagblad in 1911.38) Om te beginnen keerde hij zich tegen het cliché dat Haarlem een stij ve stad was. Met name Amsterdammers beweerden dat er in Haarlem zo weinig te doen was, maar dat was volgens hem niet waar. Hoewel Peere boom hier niet verder op ingaat, was dat cliché vooral gebaseerd de Ca mera Obscura, geschreven door Nicolaas Beets in 1839. Dit leek bevestigd te worden door het contrast met Amsterdam, dat vanaf 1880 een enorme culturele opleving te zien gaf. Hij vervolgde zijn artikel met een beschrij ving van de actuele toestand in Haarlem, waarin hij constateerde dat er in de winter veel voorstellingen en concerten waren, maar dat Haarlem als stad in de zomer wel wat meer op de voorgrond mocht treden. Er was dan wel gezelligheid en amusement en de Hout en de parken waren prachtig, er waren buitenconcerten, er was een aardig feest voor Koninginnedag, maar er mocht wel iets extra's georganiseerd worden. In het voorjaar was de stad en omgeving levendig door de bezoekers van de bloembollenvel- den, maar na half april tot eind augustus gebeurde er niet zoveel. In de zomer was Haarlem slechts 'een 'voorportaal' van Zandvoort en Bloe- mendaal: de Amsterdammers stapten hier alleen uit de tram om over te stappen. En dat was jammer, omdat ze zo geen geld in Haarlem uitgaven. Meer levendigheid in de zomer was bovendien ook van belang om de be woners van de stad meer te binden: 'Haarlem is een stad met gemengde belangen: ze heeft een belangrijke industrie die zich de laatste jaren weinig uitbreidt. Ze bezit ook een belangrijke bevolking, die het om een gezellige woonplaats te doen is en met handel of ambt of industrie niets meer uitstaande heeft' en die gemakkelijk naar Arnhem of Den Haag zou kunnen verhuizen. Zoals ook in het buitenland gebeurde, kwam Peereboom tot slot met een plan voor stadspromotie.39' Hij stelde een zomerfeest voor, dat ver maard moest worden als het 'Haarlemsche Zomerfeestgeorganiseerd door 'Verfraaiing'. Hiermee schetste hij een nieuw beeld van wat Haarlem in de toekomst zou kunnen uitstralen: de stad bleef een woonplaats voor welvarende renteniers, maar het accent verschoof van een groene (woon) omgeving naar openbaar vermaak. Hij beargumenteerde dat, door er op te wijzen dat de waardering voor een woonplaats uit veel kleine elemen ten was opgebouwd, maar dat 'zeer krachtige beteekenis heeft daarbij de openbare gezelligheid. Als de haring voelt zich de mensch aange naam in schooien, het gemeenschappelijk genoegen is het meest aantrek kelijke.' ANJA KROON

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2013 | | pagina 169