werkvloer te verbeteren.42' In de volgende paragrafen zullen we zien welke
interesses de Haarlemse ambachtslieden hadden en of deze bij alle beroe
pen hetzelfde waren.
De interesses van Haarlemse ambachtslieden
Nu we hebben vastgesteld dat Haarlemse ambachtslieden regelmatig
boeken bezaten, is de volgende stap te kijken naar de titels die zij in de
kast hadden staan. Dit is geen gemakkelijke opgave, want de notarissen
zijn niet altijd even duidelijk in hun beschrijvingen. Een belangrijke uit
zondering vormt de verzameling van Jacobus van Hadden.4'1 Toen hij op
19 november 1685 in zijn huis aan de Kleine Houtstraat overleed, was hij
ongeveer zeven jaar meester van het Haarlemse verversgilde. Zijn echt
genote, de Haarlemse Cathalijne de Wolff, kwam uit een invloedrijk ver
versgeslacht. Haar broer Olivier en waarschijnlijk ook haar vader waren
enige tijd bestuurslid van het verversgilde.44'
Volgens het inschrijfregister van dit gilde mocht Jacobus zijn eigen ge
twijnde garens kleuren.45' Dit betekent dat hij een klein bedrijfje had waar
hij meerdere garens (draden) samendraaide zodat deze dikker en sterker
werden. Zijn garens verkocht hij in een winkeltje dat zich in het voorhuis
bevond. Toen Jacobus overleed had hij naast het nodige twijngereed-
schap verschillende spullen in huis die noodzakelijk waren voor het kleu
ren van de garens, waaronder een koperen ketel, een loden kuip en di
verse verfingrediƫnten. Aangezien hij bij zijn overlijden voor duizenden
guldens aan garens bezat, moet het een goedlopend bedrijfje zijn geweest.
Jacobus bezat meer dan drieƫnzestig boeken. Zijn collectie bewaarde
hij in een ruimte achter het voorhuis die hij had ingericht als kantoor en
slaapkamer.46' Hij moet een man met een brede interesse zijn geweest,
want zijn boeken gaan over tal van onderwerpen en zijn collectie kan zelfs
in vijf genres worden ingedeeld. In de eerste plaats bezat hij een viertal
'kerkboekjes' die hij en zijn kinderen bij hun kerkbezoek konden meene
men of thuis konden lezen: twee Bijbels, een testamentboek en een psalm
en gezangboek. Daarnaast bezat hij een aantal stichtelijke werken waarin
aandacht wordt besteed aan godsdienstige onderwerpen. Waarschijnlijk
was Jacobus doopsgezind, want hij had een voorkeur voor werken van
doopsgezinde schrijvers, zoals Menno Simons en Joost Hendricks.'1 Hij
bezat zelfs een boek van de gereformeerde predikant Petrus Bontemps
die bekend staat als een strijder tegen het doopsgezinde geloof.48'
Jacobus bewaarde in zijn kantoor ook een kleine collectie 'functionele
JANNEKE TUMP