verwonderlijk dat de rest van de fusiekamer, waar De Wijngaertrancken dan nog deel van uitmaakt, de 'oude Kamer' wordt genoemd. Eveneens is het heel begrijpelijk dat De Wijngaertrancken, nadat deze weer zijn oude naam had aangenomen als de 'jonge Kamer', in de stadsrekeningen voor komt en Trou moet Blycken als de 'oude Kamer', wat zij voor de fusie tot Het Kyndeke Jesus in die Wijndruijven ook al was. De veronderstelling van Van Boheemen en Van der Heijden dat de Wijngaertrancken ergens tussen 1541 en 1550 zou zijn heropgericht en daarom de jonge Kamer wordt genoemd, komt hiermee te vervallen. Bei de Kamers hadden toen zij in 1511 de fusie aangingen hun oude namen bewaard om die, als zij de fusiekamer zouden verlaten, weer te kunnen gebruiken. Hiermee is genoegzaam aangetoond dat het jaartal 1485 op twee ver schillende plaatsen verkeerd is geïnterpreteerd. In Brussel, omdat de stukken die hier aanwezig zijn op een andere rederijkerskamer betrek king hebben, de Kamer van Hulst, die praktisch dezelfde naam draagt als de Haarlemse Kamer De Pellicaen (Trou moet Blycken). Door Van Bo heemen en Van der Heijden is het getal 279 uit de Jaarzang van de Wijn gaertrancken uit 1782 verkeerd overgenomen. Dit onjuiste getal is daarna terecht gekomen in de publicaties van Brinkman en Grootes en is een eigen leven gaan leiden. Zo troffen wij de stelling van Van Boheemen en Van der Heijden dat De Wijngaertrancken in 1485 zou zijn opgericht en de oudste Haarlemse Kamer zou zijn, ook weer terug in het recent versche nen proefschrift van Dag Houdmont.16' Hieruit blijkt weer eens hoe be langrijk het is om de bron waarop een stelling berust, zelf te controleren, ook al wordt die stelling in tal van publicaties vermeld. Wat is nu de meest waarschijnlijke oprichtingsdatum van De Pellicaen? Hoewel archiefstukken tot heden ontbreken, is schrijver dezes van me ning dat de Haarlemse rederijkerskamer De Pellicaen als de oudste kamer van Haarlem, waarschijnlijk is opgericht tussen 1490 en 1500. Hij sluit zich hierbij aan bij het standpunt, dat de historicus Arjan van Dixhoorn inneemt in zijn proefschrift Lustige Geesten, Rederijkers in de Noordelijke Ne derlanden.17' Hij verwijst in zijn proefschrift naar inwoners van Haarlem die een rol kunnen hebben gespeeld bij het ontstaan van rederijkerskamers. Met name noemt hij de verzwagerde families Van Ruijven - lagere Hollandse HAERLEM JAARBOEK 2013

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2013 | | pagina 62